“Je stopt nooit met rouwen”

0

Joseph Scheich (1960 – 2003) werkte vanuit Amsterdam voor de internationale hiv-gemeenschap. Activist Julian Hows (63) haalt herinneringen op aan hem. Daardoor komt Joseph weer even tot leven.

“Al op jonge leeftijd wist dat ik anders was, dat ik homo ben. Ik vroeg me toen al af wat daar verkeerd aan was. We hadden in de buurt een fabulous openbare bibliotheek en daar las ik de boeken van Plato, André Gide, Jean Genet. Dat waren mijn rolmodellen. Ik had ook een paar homoseksuele leraren op school, die er open over waren. Dat was eind jaren zestig erg ongebruikelijk. Omdat ik een zogenaamde ‘slechte’ invloed had op andere scholieren, werd ik op mijn 16e van school gestuurd. Ik ben toen gaan wonen bij een gay woongroep in Notting Hill Gate, Londen.”

Niks te verliezen

“Sommige mensen moeten zich eerst ergens kwaad om maken, willen ze activist worden. Bij mij was het meer een kwestie van: waarom heeft de rest een probleem met de manier waarop ik mijn leven leid? Ik blijf wie ik ben, en ik had sowieso niks te verliezen op die leeftijd. Dit voedde mijn activisme. Ik had ook goede leermeesters. In de jaren zeventig hield ik me bezig met krakerspolitiek en LHBT+-activisme. Ik heb zoveel dingen gedaan, onder andere vrijwilligerswerk voor de London Lesbian and Gay Switchboard, een telefonische hulp- en informatielijn voor LHBT+-ers. Begin jaren tachtig hoorden we van wat toen nog GRID heette: Gay Related Immune Deficiency. Samen met anderen organiseerden we de eerste conferentie over aids. Dit was ook de bakermat voor Terrence Higgings Trust en andere vroege aids-initiatieven in de UK. Rond 1988 kreeg ik mijn eigen hiv-diagnose.”

Joseph Scheich

Immuun

“Omdat ik veel met homomannen samenwerkte en vaak uitging, kende ik veel mensen. Ik had elke maand ten minste één uitvaart van iemand die aan aids was overleden. Een derde van de ongeveer 25 mensen met wie ik samenwoonde in een krakerspand in Brixton is er niet meer. Ik ging slecht om met al dat verlies. Als iedereen om me heen in een crisis verkeert, word ik rustig en verstandig. Als iedereen dronken is, ben ik degene die zorgt dat iedereen veilig thuiskomt. Ik werd immuun van al die uitvaarten en keek als het ware van buiten naar binnen. Ik mocht van mezelf niet rouwen, want er was altijd de volgende dode vriend om de hoek. Nu ik ouder ben, merk ik dat je nooit stopt met rouwen om mensen die je liefhad en bent verloren. Ik moet nog steeds denken aan de mensen die er niet meer zijn.

Eind jaren tachtig werkte ik voor British Telecom. Die waren aan het privatiseren, en in 1992 wilde ik wel eens weten wat de voordelen waren van het overtallig zijn. Ik sprak erover met een lieve Jamaicaanse collega van personeelszaken, die wist dat ik hiv had. Ze vroeg me hoeveel geld ik wilde meekrijgen bij mijn ontslag, en stelde een pakket samen ter waarde van twee jaarsalarissen. En ik werkte daar pas vier jaar! Ik nam het geld en besloot te gaan reizen, ervan uitgaand dat ik niet al te lang meer zou leven. Na twee jaar kwam ik terug en had ik al het geld opgemaakt. Toen de combinatietherapie op de markt kwam, moest ik me weer gaan richten op leven met hiv. A real fucker, haha.”

Vlinderdas

“Tot die tijd deed ik mijn activistische werk allemaal als vrijwilliger, maar toen besloot ik van hiv mijn carrière te maken. Ik ging werken voor verschillende organisaties, waaronder de UK Coalition of People Living with HIV. Zo leerde ik Joseph kennen. Die was net coördinator geworden van de Global Network of People living with HIV (GNP+). Omdat iemand ziek was geworden, mocht ik naar een aidsconferentie in Warschau in 1999. Daar zag ik hem: een lange, dunne, kale man met sprankelende ogen en een vlinderdas. De conferentie vond plaats in een chic Marriott-hotel in Warschau. GNP+, die de congressen meestal mede-organiseerde, deed dit hiervoor op minder flitsende locaties, zoals een krakerskamp in Chang Mai en een congreshal in Durban. De Poolse organisatie was ongelooflijk trots op het feit dat ze het Marriott hadden weten te strikken. Het hotel had een goede deal voor de kamers gegeven en het personeel had een training gekregen over hiv en aids. Sommige activisten vonden het niet kunnen om het congres op zo’n luxe plek te houden, terwijl er wereldwijd nog te veel mensen stierven aan aids. Ik vroeg Joseph: ‘Wat doet de Raad van Toezicht van GNP+ hiertegen?’ ‘Die hebben zich verstopt in de conferentiezaal, omdat ze niet weten wat ze moeten doen’, zei hij. Ik ben toen met ze gaan praten en heb geadviseerd om als mensen met hiv gezamenlijk te praten over de rights and wrongs van de conferentie. Samen met Joseph heb ik die bijeenkomst geleid en daar kwam onder andere uit dat vertegenwoordigers uit de armere landen het geweldig vonden om zo verwend te worden met deze toplocatie. Het klikte tussen Joseph en mij, en hij nodigde me dat jaar uit om naar Amsterdam te komen om bij GNP+ te gaan werken.”

Beeld Marjolein Annegarn

Slim, scherp en gefocust

“Joseph kwam uit de Amerikaanse staat Michigan en na de universiteit ging hij werken als projectmanager bij UNESCO en ook de WHO. Hij was gestationeerd voor de Verenigde Naties in Rome toen hij ziek werd. Hij ging op vakantie in Amsterdam en dacht dat hij daar zou sterven. Maar hij had een paar goede vrienden als supportsysteem, zoals Antony Oomen, die werkte voor het Aidsfonds. Langzamerhand knapte hij weer op en daarna besloot hij in Amsterdam te gaan wonen. Joseph was ongelooflijk slim, scherp en gefocust. Hij ging werken bij Stop Aids Now, wat zijn idee was. Daar zette hij zich verder in voor de positie van mensen met hiv over de hele wereld. Ik herinner me bijvoorbeeld dat de Amerikanen een monument wilden oprichten voor Gugu Dlamini, een hiv-activist uit Zuid-Afrika die was gestorven nadat ze was gestenigd en doodgestoken, nadat ze op nationale tv had verteld dat ze hiv had. Joseph maakte duidelijk dat een monument een leeg gebaar was, en dat ze in plaats van dat monument beter nog meer geld konden stoppen in het Global Fund, om er zo voor te zorgen dat meer mensen met hiv een beter leven en toekomst konden krijgen.”

Frêle

“Joseph en ik waren korte tijd lovers en fuckbuddies. Hij was niet alleen slim, maar ook aardig en sexy. Hij had een twinkeling in zijn ogen, wat hem woest aantrekkelijk maakte. Joseph zorgde altijd voor de mensen om hem heen, en dat trok me ook aan in hem. Hij was als het ware uit de dood opgestaan en zette al zijn talenten en kennis in voor zijn community. Met zijn gezondheid ging het daarna echter op en af, onder meer door de bijwerkingen van de eerste generatie hiv-remmers. Hij was een frêle man, die ook eenzaam was in Amsterdam, hoewel hij Nederlands sprak. Dit had ook te maken met het feit dat sociale netwerken in Nederland met mensen van een bepaalde leeftijd niet echt vriendelijk zijn tegenover outsiders. Joseph nam ook regelmatig drugs en stierf uiteindelijk aan een overdosis. Hij was alleen toen hij stierf, en werd pas een dag later gevonden. Een paar jaar geleden hebben we hem nog herdacht tijdens een online memorial. Antony had een mooi gedicht over hem gemaakt, waarin hij Joseph bedankte voor alles wat hij van hem had geleerd. Ik weet zeker dat veel mensen met hiv de vruchten plukken van wat Joseph heeft bereikt in de jaren dat hij werkte in het internationale hiv-veld. Ik denk nog vaak aan wat hij nu zou doen als hij nog zou leven. Hij zou 63 jaar zijn en nog steeds keihard werken voor de internationale hiv-community.”

Oproep

Wil je ook herinneringen ophalen aan een dierbare die is overleden aan de gevolgen van aids? Stuur ons dan een mail naar info@hellogorgeous.nl en we nemen contact met je op.

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #44.

Tekst Leo Schenk Beeld Marjolein Annegarn

Leave A Reply