Begin dit jaar las ik The Great Believers van Rebecca Makkai. Deze meeslepende roman, over een hechte groep jonge vrienden uit Chicago in de jaren tachtig, verscheen begin oktober in Nederland onder de titel Een stralende toekomst. Het interviewen van Rebecca Makkai stond als gasthoofdredacteur van hello gorgeous hoog op mijn verlanglijst. Ik ben heel blij dat ik haar heb kunnen spreken over een van mijn favoriete boeken.
Allereerst hartelijk dank voor dit interview. Ik hoop dat je wat geduld met me hebt, want ik ben geen journalist of anderszins onderlegde interviewer.
“Goed om je te ontmoeten! Maak je geen zorgen en brand maar los.”
We zijn ongeveer even oud. Ik heb de piek van de epidemie niet bewust meegemaakt, wat is jouw eerste herinnering aan hiv?
“Als kind dat opgroeide in de jaren tachtig was op de achtergrond eigenlijk overal aanwezig. In die tijd werd er veel over hiv en aids gepraat. Mijn ouders waren allebei docent en verloren een collega aan aids. Ook had mijn moeder een vriend die heel plotseling wegviel. En Howard Ashman, een bekend tekstschrijver van liedjes voor Disney-films, overleed in 1991 aan aids. Zijn dood maakte als Disney-fan een enorme indruk op me. Als kind ben je bezig om te leren over de wereld en in die wereld was aids onmiskenbaar aanwezig.”
In je boek loopt een aantal verhaallijnen door elkaar. De aidsepidemie in Chicago, het verhaal van Nora in de jaren twintig en het verhaal van Fiona in het Parijs van nu. Wat was je motivatie om dit boek te schrijven?
“Het oorspronkelijke idee was het verhaal van Nora, een kunstenaarsmodel dat terugkijkt op de mooiste tijd van haar leven na de eerste wereldoorlog. Dat betekende dat de oudere Nora zou leven in de jaren tachtig. Het verhaal over de aidsepidemie zag ik als een verhaallijn daarnaast. Toen ik me verder in die tijd verdiepte, kwam de aidscrisis meer en meer centraal te staan. Ik werd er echt ingezogen. In die zin vindt een roman, net als een rivier, zijn eigen weg. In eerste instantie vond ik dat angstaanjagend. Want was het wel passend dat ik dit boek zou schrijven? Werd het niet een loodzwaar verhaal dat niemand wilde lezen? Gaandeweg kwam het leven van homomannen in Chicago tijdens de aidsepidemie steeds meer tot leven.”
Wat ik zo indrukwekkend vind, is hoe je die groep vrienden in Chicago hebt neergezet. Tijdens het lezen werd ik bijna verliefd op de hoofdpersoon Yale, maar ook de andere personages, hun passies en angsten zijn levensecht. Hoe ben je in de huid van je personages gekropen?
“Het schrijven van fictie begint eigenlijk altijd met je verplaatsen in een ander. Je maakt een sprong in je verbeelding. Tot bepaalde hoogte stop ik iets van mijzelf in alle personages uit mijn boeken, zelfs in de mensen die zo irritant zijn dat je ze wel iets zou kunnen aandoen (lacht). Ik vond overeenkomsten tussen mijzelf en Yale. Zijn leven is niet mijn leven, maar zo zocht ik naar een manier om zijn ervaringen authentiek te beschrijven. De interviews die ik voor mijn boek hield, gaven me meer psychologisch inzicht. In die gesprekken kreeg ik gevoelens en indrukken die later terugkwamen in het verhaal.”
Wie heb je geïnterviewd voor je boek?
“Ik begon met mensen die ik al kende. Vrienden van vrienden die toen in Chicago woonden en eropuit gingen in ‘Boys Town’. Aan het eind van elk gesprek vroeg ik welke mensen ik nog meer zou moeten spreken. Zo ontmoette ik long term survivors, artsen, verpleegkundigen, activisten, historici, journalisten. Bijvoorbeeld de man die tijdens een protest in 1990 op de richel van een hoog gebouw stond met een enorm spandoek. Hij leefde al met hiv voordat er een test was en speelde een rol in alle cruciale ACT UP-protesten. Nu werkt hij weer als kapper. Mensen die door deze man geknipt worden, hebben geen idee wat hij gedaan heeft voor de aidsbestrijding.”
In interviews krijg je vaak de vraag hoe jij als vrouw een boek kan schrijven over homomannen in een tijd die je niet zelf bewust hebt meegemaakt. Verrast dat je?
“Ik verwachtte dat ik die vraag veel vaker zou krijgen. Het is grappig dat mensen de vraag niet stellen op een verontwaardigde manier, zo van: ‘Hoe durf je?’ Maar meer zoals jij het nu formuleert, vanuit de overtuiging dat andere mensen zich daar zorgen over maken. De discussie over wat door wie geschreven zou moeten worden en de verantwoordelijkheid die daarbij hoort, is cruciaal. Het heeft mij tot een betere, voorzichtiger schrijver gemaakt. Het was juist belangrijk dat ik zenuwachtig was en bang zou zijn om dingen verkeerd op te schrijven. Die voorzichtigheid heeft ervoor gezorgd dat ik me nog uitvoeriger verdiepte in de tijd van de aidsepidemie. In fictie vertegenwoordig je bijna altijd een ander. Dat doe ik als ik over een heteroman schrijf, over een vrouw van 80 jaar of over iemand in een rolstoel.”
Ik heb me afgevraagd wat mij zo geraakt heeft in dit boek. “Ik denk dat ik me bevoorrecht voel omdat ik twaalf jaar geleden, ver na de aidsepidemie, hiv opliep.”. Ik ben daardoor ook een gefascineerd door de vraag hoe mijn leven eruit had gezien als ik twintig was geweest in de jaren tachtig. Ik heb veel boeken gelezen van homomannen die de epidemie zelf hebben meegemaakt. Maar die tijd kwam voor mij bij jouw boek voor het eerst echt tot leven.
“Omdat ik ‘van buiten’ kom, probeer ik eerst mijn eigen vragen te beantwoorden. Die vragen zijn waarschijnlijk dezelfde als die van een lezer die deze periode niet bewust meegemaakt heeft. Tijdens het schrijven richtte ik me telkens op twee soorten lezers. Aan de ene kant de groep mensen die de aidsepidemie bewust heeft meegemaakt. Het boek moest daarom op z’n minst kloppen. Daarnaast schreef ik het boek voor mensen die hier weinig van weten.”
Wat van dit boek en jouw research is nog steeds relevant voor hiv en aids vandaag?
“Ik heb vrienden die zich een paar maanden na het aantreden van de huidige president [van de VS]afvroegen: ‘Hoe kunnen we in deze omstandigheden blijven vechten, dit is zo vermoeiend.’ Op dat moment sprak ik ook activisten, waaronder vrouwen, die al dertig jaar vechten voor hun idealen. Ook als ze ontzettend ziek waren. Ik heb door het boek zoveel geleerd over activisme en belangenbehartiging: hoe belangrijk het is om door te blijven gaan en elkaar daarbij te steunen.
Mensen vragen mij of ik overeenkomsten zie tussen de aidsepidemie in de jaren tachtig en nu. Allereerst: de epidemie is nooit opgehouden. Er zijn 37 miljoen mensen in de wereld met hiv. In de VS denken veel mensen dat aids voorbij is, dat het is opgelost, maar dat klopt niet. Nieuwe hiv-infecties komen vaak voor bij mensen die geen toegang hebben tot gezondheidszorg en in de VS vooral onder mensen die niet verzekerd zijn. Je kunt goed leven met hiv als je medicijnen hebt, maar wat als je geen toegang hebt tot die hiv-remmers? Als mensen het boek lezen en denken: ‘ik wou dat ik had geweten wat er speelde, dan had ik iets kunnen doen’, dan zeg ik: ‘Je kunt nu ook heel veel doen!’”
Een stralende toekomst, € 24,99, Uitgeverij Nieuw Amsterdam
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #29.
Interview Mark Vermeulen Tekst Karolien Maris Fotografie Marjolein Annegarn