“Maak je vooral geen zorgen”

0

Celicia (37) en haar man hebben allebei hiv. Zes jaar geleden werd hun dochtertje Meske geboren. “Niemand van mijn familie en vrienden had er moeite mee toen ik vertelde dat ik zwanger wilde worden. Natuurlijk vroegen ze of het wel kon en hoe het dan zou gaan. En of het kindje geen hiv kon krijgen. Die vraag had ik natuurlijk ook.”

“Toen ik negen jaar geleden hoorde dat ik hiv heb, zat ik al in een achtbaan met mijn man. Hij kreeg namelijk zijn hiv-diagnose eerder al te horen, maar mijn uitslag was toen nog negatief. Er werd wel bij verteld: ‘Het kan zijn dat je te vroeg bent getest, dus over een maandje willen we het nogmaals doen.’ Die test kwam inderdaad positief terug. Natuurlijk wilde ik het niet hebben, maar ik had ook zoiets van: gelukkig maar dat ik het ook heb, want dan hebben we het samen.

In eerste instantie heb ik het op aanraden van mijn hiv-consulent alleen aan mijn ouders verteld. Zij zei tegen mij dat ik selectief moest zijn in aan wie ik het vertel, want je kunt niet meer terug als je het eenmaal verteld hebt. Het voelde voor mij alsof ik gevangen was in mijn eigen leugen. Na drie maanden was ik het zat. Als ze me gaan afkeuren of afwijzen, zijn het geen goede vrienden, dacht ik. De reacties van familie en vrienden waren gelukkig allemaal lief en begripvol.”

Alarmbellen

“Ik had al een zoon die toen vijf was, en we wilden samen nog één kindje. Niemand van mijn familie en vrienden had er moeite mee toen ik vertelde dat ik zwanger wilde worden. Natuurlijk vroegen ze of het wel kon en hoe het dan zou gaan. En of het kindje geen hiv kon krijgen. Die vraag had ik natuurlijk ook. De artsen zeiden me dat er al vijftien jaar geen kindjes met hiv in het ziekenhuis waren geboren. Dat gaf me zó’n gerust gevoel, wat ik weer kon overdragen aan mijn familie en vrienden. Het scheelde dat we allebei hiv hebben, want hierdoor was er geen angst om de ander te infecteren.

Foto Linelle Deunk

De begeleiding vanuit het ziekenhuis was super. Toen ik zwanger was van mijn zoon ging ik geregeld langs bij de verloskundige; nu moest ik langs bij de gynaecoloog. Samen met mijn man had ik besloten om een nekplooi-meting te doen. Dan gaan ze kijken hoe dik de nekplooi is van het ongeboren kind. Als die dikker is dan drie millimeter, is de kans groot op een afwijking bij het kind. Je moet dan denken aan het syndroom van Down of aan Asperger. Als ze dit vroeg ontdekten, zouden we de zwangerschap afbreken en het opnieuw proberen. De alarmbellen rinkelden inderdaad toen de nekplooi dikker dan drie millimeter was. Uiteindelijk is er nog een vruchtwaterpunctie gedaan. Dan nemen ze met een grote naald dwars door de buik heen wat vruchtwater af, dat ze vervolgens gaan onderzoeken. Ook werd er bloed van mijn man en mij afgenomen om extra testen te doen. Ik had het eigenlijk al opgegeven en had afscheid genomen van de zwangerschap. Dat was een moeilijke periode. Maar na twee weken kwam de uitslag en bleek alles goed te zijn. Ik kon gelijk de knop omzetten en genieten van de zwangerschap.”

Wegwezen

“De zwangerschap verliep uitstekend, net als bij mijn zoon. Op het einde wilde ik nog lekker genieten van het gewiebel in mijn buik. Maar mevrouw kwam negen dagen te vroeg en dat was een beetje een domper. In de ochtend voelde ik van alles in mijn buik, maar ik maakte mezelf wijs dat het voorweeën waren en dat ze vanzelf weer weg zouden ebben. Maar de weeën werden steeds erger. Ik ben die dag nog in de auto naar mijn oude werk op het tankstation gegaan om een bakkie te doen met een oud-collega. Zij vroeg me hoe het ging. ‘Om eerlijk te zijn’, zei ik, ‘zat ik in de auto op de klok te kijken en ik heb om de drie minuten weeën die een minuut duren.’ Mijn collega schrok en zei: ‘Wegwezen jij! Straks valt de baby hier op de grond.’

Ik ben toen toch maar naar huis gegaan en heb mijn man gebeld. Die reed als een achterlijke en moest ook nog stoppen voor een open brug. Hij kon zijn stuur wel opeten. Ik had ook mijn ouders gebeld, want die wilden er ook bij zijn. Toen ik uiteindelijk in het ziekenhuisbed lag, zei de zuster dat ik dat ik al acht centimeter ontsluiting had. Bij tien centimeter mag je al persen, dus dat schoot op. Toen ik begon met persen, kwam ze binnen een kwartier naar buiten.”

Foto Linelle Deunk

Opgelucht

“Om zeker te zijn dat ze geen hiv zou hebben, kreeg mijn dochter na de geboorte vier weken vloeibare hiv-remmers. We hadden een heel schema gemaakt, want we moesten om de zes uur die medicijnen geven. Een keer ging ik om twaalf uur naar bed nadat ik haar twee spuitjes met vloeistof had gegeven. Een uur later werd ik wakker gemaakt door mijn man die vroeg of ik nu een of twee spuitjes had gegeven. Op het moment dat ik ‘twee’ zei, dacht ik ‘shit!’. We raakten in paniek; wat moesten we nu doen? We belden met het ziekenhuis, maar er was niemand die ons raad kon geven. Ik probeerde toen mijn hiv-consulente te bellen. Ik had haar nummer niet maar wel haar achternaam en wist dat ze in Haarlem woonde. Ik heb alle mensen met die achternaam in Haarlem uit hun bed gebeld. Gelukkig waren het er maar vijf, maar de consulente kreeg ik niet te pakken. Uiteindelijk heb ik het AMC gebeld. Daar konden ze ons ook niet helpen, maar we konden om zes uur terugbellen omdat er dan iemand van het hiv-team zou zijn. Die zei dat we gewoon door moesten gaan met het toedienen van het medicijn. Het was niet erg dat ze te veel had gekregen. We waren enorm opgelucht. Wat me wel opviel, was dat ze in de vier weken dat we haar die hiv-remmers gaven heel suffig was en veel sliep. Als ik dat mijn zoon vergelijk, was dat echt een groot verschil. Naar mijn gevoel had ze geen medicatie hoeven krijgen. Je stopt toch veel van die troep in de baby, terwijl ik het idee had dat ze toch geen hiv had.”

Kraamtranen

“Na de geboorte kwam ik in een postnatale depressie terecht. Je hebt enorm veel hormonen in je lichaam tijdens de zwangerschap, en daarna zakt dat als het goed is, weer naar het normale niveau. Maar bij een postnatale depressie schiet de hoeveelheid hormonen te veel naar beneden. Bijna iedere vrouw heeft na de bevalling last van kraamtranen. Je moet dan om iedere scheet huilen. Dit kan een of twee dagen duren en daarna is het weer weg. Ik bleef erin. Ik maakte me overal druk over en had totaal geen energie. Het is een hel die je niemand toewenst. Je hebt een baby waar je van wilt genieten, maar in die tijd hield ik helemaal niet van haar. Als mijn man thuiskwam van zijn werk, gaf ik hem gelijk het kind. Zo van: hier is je baby, zoek het zelf maar uit. Ik wilde er vaak niet aan toegeven. Dan zei ik tegen mezelf: ‘Gewoon je baby pakken, bij je leggen en dan hardop zeggen ‘ik hou van jou’.’ Op een gegeven moment ben ik antidepressiva gaan slikken, want je wordt gek van je eigen gedachten. Daarna knapte ik langzaam op.

Onze dochter heet Meske, wat in het Vlaams meisje betekent. Ze is bijna zes en een enorme schat. Laatst hadden we een tienminutengesprek op haar school en de juf zei dat ze zo meelevend en meedenkend is. Ze helpt graag iedereen en is heel spontaan en vrolijk. Ze kan soms wel tegendraads zijn, dat is ook haar karakter. Tegen mensen met hiv die een kinderwens hebben zeg ik: ‘Gewoon doen!’ Het is eigenlijk net als iedere andere zwangerschap, alleen krijgt je kind medicatie na de geboorte. Maak je vooral geen zorgen, want het kind krijgt toch geen hiv.”

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #28.

Tekst Leo Schenk Fotografie Linelle Deunk

Leave A Reply