“Kijk, daar, linksboven de wc-pot is de muur het smerigst. Het is gewoon bijna zwart. Daar moet je heel goed schoonmaken met een aparte doek. Het is daar vaak viezer dan de toiletpot zelf! De meeste mannen houden hun plasser in hun rechterhand. Met de linkerhand leunen ze tegen de muur en zo hangen ze boven de pot. Hier moet je heel goed op letten, kind!”
Ik ben op Schiphol en al langs de douane. Het is tien uur in de ochtend en mijn pillenwekker is afgegaan. Ik heb geen water bij de hand en daarom loop ik naar de mannentoiletten voor een slok water om mijn hiv-medicatie mee weg te spoelen. Een van de toiletdeuren staat wagenwijd open en daar zie ik twee vrouwen staan. In schoonmaakuniform. Naast de deur een schoonmaaktrolley. De ene vrouw is een forse, Surinaamse dame met brede heupen van een jaar of vijftig. De andere een jonge, sprieterige Aziatische met bril.
Het is duidelijk dat de jongste wordt ingewerkt. Ze giechelt onzeker en draait haar hoofd weg wanneer ze mij ziet bij de wastafel. Ik krijg het gevoel te storen in een intiem moment. Snel pak ik mijn tsaar Nicolaas II-pillendoos, open het deksel en wil vlug de pillen in mijn handpalm leggen. De blauwe pil schiet bijna uit mijn hand over de wasbak. Ik stop ze in mijn mond, buk en neem een slok water.
Bij het weglopen hoor ik de Surinaamse vrouw tegen haar pupil zeggen: “Ja, dat had je niet gedacht hé, dat je dáár goed moet poetsen. Ik doe dit werk al jaren en vertel het aan alle meisjes die komen werken.”
Goh, doe ik dit ook?, vraag ik mij af. Ik kan geen openbaar toilet meer inlopen of ik kijk naar de muur achter de wc-pot. Het klopt.
Deze column verscheen eerder in hello gorgeous #15.
Tekst Bertus Tempert Illustratie Karina Grens