Het woord mini-activisme gaf me direct inspiratie om te gaan schrijven. Een prachtig woord door het contrast wat erin zit. Het mini-deel is onschuldig, schattig en aaibaar, net als Madurodam, Lego-poppetjes of puppy’s. Activisme daarentegen heeft iets hards, definitiefs en overdonderends. Als je activistisch wordt genoemd, zit daar vaak de vraag in verstopt of het een tandje minder kan. Activisten hebben het imago bol te staan van het eigen gelijk, zonder ruimte voor nuance. Of het nu gaat om aandeelhouders, boeren of milieubeschermers: als daar het woord ‘activistisch’ voor staat weet je dat er heibel op komst is. Mini-activisme is een wolf in schaapskleren: iets dat mini is, kan nooit uit de hand lopen, is onschadelijk, zelfs schattig. Wat gebeurt er als je daar iets strijdbaars en ongenadigs als activisme in verstopt?
Het woord zette me ook aan het denken over mijn eigen activisme. Ik loop nooit mee in een demonstratie of mars, en slechts een enkele keer geef ik mijn geld of handtekening aan een actie of activistische organisatie. Blokkades of bezettingen kan ik eigenlijk nooit waarderen. Misschien omdat ik altijd de nuance zie en niet kan kiezen tussen ‘strijdmakker’ of ‘vijand’. Omdat ik denk dat er altijd een beste keuze is, maar nooit een perfecte.
Maar ingewikkelde situaties moeten nu eenmaal worden neergezet in simpele standpunten, in voor of tegen, met slechteriken en strijders voor de goede zaak. Dat moet in gemakkelijk te onthouden statements om het voor het publiek begrijpelijk, en voor de media interessant te houden. Geen actievoerder die zijn punt maakt met nuance en oog voor de complexiteit van een vraagstuk. ‘Rutte moet weg’ past ook beter op een spandoek dan ‘Ik heb nooit op hem gestemd, maar Rutte heeft in een versplinterd politiek landschap altijd best knap een acceptabele middenweg gevonden, maar nu neemt het hele kabinet verkeerde beslissingen en hij is daarvan nu eenmaal de aanvoerder en het zou daarom beter zijn als hij opstapt’. Dus wil je iets bereiken, dan moet je boodschap simpel zijn: ‘De aarde gaat naar de klote: stop met olie’. Natuurlijk moet dat, maar dat kan niet van de ene dag op de andere, dus wat is het plan erachter?
Grote onderwerpen vragen om duidelijke keuzes
“Maar hé, makker, zo gemakkelijk kom je er niet vanaf”, zeg ik tegelijkertijd tegen mezelf. “Wat doe jij eigenlijk voor de goede zaak?” Want laat duidelijk zijn dat ik grote bewondering heb voor iedereen die activistisch de barricaden opgaat, inclusief de oneliners en zwart-wit-standpunten. Alleen dan komt het op de agenda. Dan kun je niet wikken, wegen en talmen welke gulden middenweg je kiest. Grote onderwerpen vragen om duidelijke keuzes. Alleen dan mobiliseer je mensen, forceer je verandering en zet je politici voor het blok. Als deuren moeten worden opengebroken en bastions worden neergehaald, heb je niets aan de precisie van een scalpel; dat moet met de botte bijl.
Wat kunnen al mijn grijstinten dan bijdragen? Dan luister ik naar mijn oma, die altijd zei: “Je moet doen wat bij je past, jongen”. Dat deed ik dus pasgeleden tijdens een borrel van het werk. We zaten aan een tafeltje en hadden een interessant gesprek. Ook hiv kwam ter sprake. Een collega die beter zou moeten weten, legde plots een botte onzin-opmerking op tafel. Dan ontsteekt het activismevlammetje in me. Ik voel de energie opborrelen: een mengeling van ontsteltenis, strijdlust en enthousiasme, met een vleugje ijdelheid. Ik verzamel in mijn hoofd alle dossiers over het onderwerp en activeer mijn retorische hersenkwab om de feiten zo scherp mogelijk uit te serveren. Ik heb er zin in! Maar ik sla niet met mijn vuist op tafel, ik ontsteek niet in woede. Uiterlijk blijf ik koelbloedig, ook toen de collega er nog een paar onzinnigheden naast legde.
Ik haalde doodkalm mijn etuitje met scalpel en ander gereedschap tevoorschijn en rolde het rustig uit. Ik observeerde wat er op tafel lag en begon zijn eerste argument laagje voor laagje te ontleden. Alle nonsens en foute aannames kwam nu, duidelijk voor iedereen zichtbaar, bloot te liggen. De redenering ernaast beende ik keurig uit zodat duidelijk werd dat er geen logica zat in de onderdelen ervan. De drogreden die er ook nog lag viel toen al bijna van ellende uit elkaar, maar ik kon het niet laten te wijzen op de nare geur ervan. De tafel was intussen een ordelijk bloedbad van stukjes onzin, non-argumentatie en cirkelredenering. Gelukkig heb ik dan altijd een doekje bij me om de rommel op te ruimen en hecht ik het weer netjes af. Niks meer van te zien, behalve dat de betreffende collega even heel stil was. Ik vroeg dus maar waar iedereen dit jaar met vakantie ging. Later, toen ik nog een biertje ging halen, fluisterde een collega me toe: “Ik wist niet dat jij zo’n activist was”. “Mini-activist”, verbeterde ik haar.
Deze column verscheen eerder in hello gorgeous #44.
Tekst Bas Timmermans Illustratie Karina Grens