“Janherman leefde niet als patiënt”

0

Karleen (62) is de zus van Janherman Veenker (1950-2005), die zich al in 1967 als homorechten-activist aansloot bij het COC en ook actief was in de bestrijding van hiv en aids.

“Janherman en ik komen uit een rooms-katholiek gezin met zeven kinderen. Hij was de oudste, ik de jongste. We scheelden elf jaar. Janherman werd geboren in 1950, toen de verzuiling de Nederlandse maatschappij nog langs strikte scheidslijnen verdeelde. Op onze lagere school in Groningen heeft hij nog echte vechtpartijen tussen protestanten en katholieken meegemaakt; volgens de overlevering troffen de jongens elkaar elke dag na school op de hoek om een potje te knokken. Hij was een bijzonder kind. Hij was ontzettend intelligent. De broer onder hem, Rieks, was een stoere, charmante Hollandse jongen, maar Janherman was anders – hij werd behoorlijk gepest.

Beeld archief Karleen Veenker

Op de middelbare school kreeg hij de kans om op te bloeien en kon hij zelfs een klas overslaan. Mijn vader gaf les op dezelfde school, het Maartenscollege in Haren. Hij was er tekendocent en is ook decaan en conrector geweest. Ik kan me geen officiële coming-out herinneren, maar Janherman wist al jong dat hij op mannen viel. Met mijn vader kon hij daar goed over praten. Dat deden ze op school, na de les. Ook andere jongens konden bij mijn vader terecht. Wat dat betreft was mijn vader heel ruimdenkend; ik heb later wel gedacht dat hij misschien zelf latent homoseksueel was. Maar toen ik hem op mijn 17e vertelde dat ik lesbisch was, reageerde mijn vader heel anders: hij werd razend. Dat verschil heb ik nooit echt begrepen.”

Speciale status

“Mijn moeder bestierde bij ons het huishouden: liefdevol, maar vooral heel praktisch. Ze kwam uit een zakenfamilie en ging over de financiën; mijn vader kreeg zakgeld van haar. Als hij een kunstwerk had verkocht, mocht hij de opbrengst zelf houden, maar de rest ging naar het gezin. Mijn vader vond dat prima, die hield zich liever niet bezig met praktische zaken. Intelligent en creatief zijn, dat was voor hem de norm. Het maakte ons allemaal tot zelfstandige kinderen, met een sterke eigen mening. Janherman had een speciale status. Op zijn 17e ging hij al uit huis om als eerste van ons te gaan studeren: psychologie, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Mijn vader vond dat razend interessant. Janherman paste graag psychologische theorieën op ons gezin toe, en mijn ouders vroegen hem om advies. Conflicten waren er ook, vooral over geld. Janherman was een trage student, hij heeft er meer dan tien jaar over gedaan. Voor mijn ouders was het natuurlijk hartstikke duur om zeven kinderen groot te brengen en die ook nog te laten studeren. Ik stond in die tijd aan hun kant.

Beeld archief Karleen Veenker

Eén ruzie zal ik nooit vergeten: Janherman kwam thuis, er ontstond weer ruzie, en Janherman stond boven aan de trap met een hele stapel borden en gooide die één voor één kapot, heel langzaam en beheerst. ‘Stop me maar eens’, zei hij, volledig in zijn kracht, terwijl de scherven in het rond vlogen. Hij schuwde het drama niet. Hij woonde in zijn studententijd bij een oom en tante van ons die hem volledig vrijlieten, en kreeg al snel een openlijk homoseksuele levensstijl. Hij was geen uitgaansbeest, maar hij hield wel veel van seks, vermoed ik. Hij bracht ook vriendjes mee naar huis – hartstikke leuke jongens vond ik dat. En hij was vanaf het begin activist: in 1967 sloot hij zich aan bij de lokale afdeling van het COC en ging hij met een kraampje op de Grote Markt staan. Een gruwel voor mijn moeder, die vond dat echt afgrijselijk. Zij had veel meer moeite met zijn homoseksualiteit dan mijn vader, al is ze later helemaal bijgedraaid.”

Geen last van broer-zus-patronen

“Eind jaren zeventig is Janherman alsnog afgestudeerd en naar Amsterdam verhuisd. Ik kwam op mijn 20e ook naar Amsterdam, en toen kregen hij en ik eigenlijk pas voor het eerst meer contact. Hij hielp me om mijn weg te vinden. Omdat we zoveel jaren scheelden, hadden we geen last van klassieke broer-zus-patronen. Janherman was inmiddels actief bij het landelijke COC, en nam deel aan internationale conferenties: ik heb foto’s van hem in Washington in 1980. Door zijn betrokkenheid bij de homorechtenbeweging wist hij als een van de eersten in Nederland wat aids was, en wat voor gevaar het betekende. Tijdens een van zijn bezoeken aan de VS moet hij zelf geïnfecteerd zijn geraakt.

Beeld archief Karleen Veenker

In 1990 ontmoette hij James Credle uit New Jersey, die werkte als decaan op Rutgers University. James werd zijn grote liefde. Toen duidelijk werd dat ze hun leven wilden delen en ze dus voor één land moesten kiezen, viel de keuze op de VS: als zwarte man zou James in Nederland nooit aan zo’n goede baan kunnen komen, terwijl Janherman in Amerika zijn studie weer op kon pikken om te promoveren. In 1991 kwam je de VS niet in zonder negatieve hiv-test, dus liet Janherman zich testen, en meteen ook een vlekje op zijn huid onderzoeken. De uitslag kwam diezelfde dag: hij was seropositief, en door zijn kaposi sarcoom kreeg hij meteen de diagnose aids.”

Toenadering

“Het was zomer: iedereen in de familie was op vakantie, behalve ik. Janherman belde om het te vertellen. Het was verschrikkelijk, aids was toen echt nog een doodsvonnis. Ik weet nog dat ik dacht: wat doe ik hier nu mee? Ga ik deze man alsnog echt leren kennen? Onze leefwerelden lagen ver uit elkaar: ik was net begonnen te werken als meubelmaker, ik zat in de lesbische en feministische scene en woonde in een vrouwenkraakpand. Ik heb toen bewust besloten om toenadering tot Janherman te zoeken. Dat ging niet altijd makkelijk; vergeleken met mijn andere broers was hij gereserveerder, hij liet niet gauw emoties toe en hij was geen knuffelaar.  Maar je kon zo goed met hem praten, en hij was ontzettend lief.

Beeld archief Karleen Veenker

We begonnen veel meer samen op te trekken, ook met James erbij. James en Janherman bleven elkaar trouw, en brachten elk jaar twee langere periodes met elkaar door. Na vijf jaar was Janherman nog steeds niet ziek geworden. Hij breidde zijn baan bij de gemeente en zijn activisme weer verder uit; zomaar thuiszitten was niks voor hem. Hij was secretaris van de Nationale Commissie Aids Bestrijding (NCAB) en hij was betrokken bij de oprichting van het Aidsfonds, waar hij later fulltime is gaan werken. In 2003 maakte hij de overstap naar STOP AIDS NOW! Dat jaar ontving hij ook een koninklijke onderscheiding en trouwde hij met James; het was hun derde ceremonie, maar de eerste keer voor de wet.”

Aardse zaken

“Janherman leefde niet als patiënt. Hij moet heus allerlei klachten gehad hebben, zijn T-cellen gingen gestaag achteruit, maar doordat hij er nauwelijks over sprak, vergat je het gewoon. Binnen de familie raakte het onderwerp ook op de achtergrond. Mijn vader was kort na zijn pensionering overleden, dus mijn moeder was al jong weduwe. In die nieuwe levensfase kon ze bij uitstek op haar homokinderen leunen: wij hadden tijd voor haar. Dat heeft haar veranderd; ze werd veel toleranter. Janherman verzorgde haar tuin en was veel bij haar. Ze hadden een bijzonder hechte band.

Beeld Henri Blommers

In 2005 werd Janherman toch ziek. Hij kreeg verschillende acute klachten; het bleek lymfklierkanker te zijn. Toen ging het heel snel. Eenmaal opgenomen in het Slotervaartziekenhuis wilde hij niet meer terug naar huis – hij nam meteen afscheid van aardse zaken en wilde alleen nog een klein groepje mensen zien, onder wie natuurlijk James. Mijn moeder leed aan dementie, maar we hebben haar toch afscheid van hem laten nemen toen hij was overleden. Ik heb nog nooit zo’n verdrietige uitdrukking op iemands gezicht gezien. Ze overleed drie weken na Janherman; ik denk niet dat dat toeval was. Het was een dramatische, chaotische periode. Beide rouwprocessen liepen door elkaar heen. Het duurde jaren voordat ik er een beetje overheen was. Als ik aan Janherman denk, mis ik vooral onze gesprekken. Hij was zo genuanceerd, en hij was een echte feminist. Hij had een scherp oog voor de achterstandspositie van vrouwen en benoemde die ook. Dat vond ik fantastisch. Eigenlijk praat ik nog steeds met hem.”

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #43.

Tekst Sandra Heerma Van Voss Beeld Henri Blommers

Leave A Reply