Goed willen doen

0

Huisarts Adrie Heijnen (66) groeide op op het Drentse platteland. In Groningen deed hij een studie Geneeskunde en in Nieuweschans voltooide hij de huisartsopleiding. Toen er in Amsterdam in 1986 bij de Stichting Aanvullende Dienstverlening een baan vrijkwam, gericht op gezondheidszorg voor homomannen, greep hij die kans met beide handen. Zo begon een lange carrière vol toewijding aan (seksuele) gezondheidsbevordering voor deze community, die in veertig jaar achtereenvolgens werd geplaagd door hiv, Covid en mpox.

Je groeide op in een dorp vlakbij Emmen, als zoon van de dorpspolitieman. Hoe was dat?

“Tja, dat maakt je wel tot een buitenbeentje. Wat ik toch al was als homoseksuele jongen die niet wist wat ie daarmee aan moest. En ik dacht: ik moet hier weg, wil ik overleven. In 74 ben ik dan in Groningen gaan studeren met het idee: deze grote stad gaat me redden. Maar het duurde toch een paar jaar voordat ik de eerste stappen richting zelfacceptatie durfde zetten.”

Wat trok je aan in de studie Geneeskunde?

“Het zaadje is geplant door een oude huisarts in Klazienaveen die ik bewonderde. En als ik goed naar mezelf kijk, ben ik echt een zorgzame man. Dat heeft ook wel met die homoseksualiteit te maken. Goed willen doen, toch ook een beetje om de smet’ van het homo-zijn weg te poetsen…  Mijn moeder had als tweede kind graag een meisje gehad, en mijn hele leven kreeg ik te horen: het is goed dat je er bent, maar… Dus ik heb heel hard gewerkt om het goed te doen voor mijn moeder. Om er te mogen zijn.”

Noemen we dat niet geïnternaliseerde homofobie?

“Haha. Op de middelbare school werd ik voor het eerst verliefd op een jongen. Ik schrok me rot: oh god, het zal toch niet dát, en zo ja, wat moet ik er dan mee? Erg eenzaam. Hieruit ontstond een depressie, die tijdens de eerste jaren in Groningen bijna levensbedreigend werd. Een tweede groot geheim waar ik mee rondliep. Twee taboes: homo zijn en eenzelvig, depressief.”

Hoe heb je dat overwonnen, of opgelost?

“De wereld ging pas open toen ik binnenstapte bij het COC en aan een gespreksgroep ging meedoen. En in 78 kwamen in verschillende steden in Nederland homo-gezondheidsgroepen op. Daar werd ik bij uitgenodigd. Dat was toch echt een heel bijzondere ervaring. De wereld van geneeskunde die ik uit mijn co-schappen kende, was een exclusief heteroseksuele aangelegenheid. En nu had ik ineens voorbeelden van homoseksuele artsen. Wij voerden actie tegen stigmatiserende misstanden, zoals de beruchte Neurosenleer van Kuiper, en we droegen inhoudelijk bij aan het seksuologie-curriculum in Groningen.”

Begrijp ik het goed dat toen begin ’jaren tachtigaids opkwam, jullie eigenlijk al een netwerk van dokters gereed hadden staan?

“Klopt. In Amsterdam draaide de SAD al een weekendpoli geslachtsziekten. De gezondheidszorg voor homomannen was echt onder de maat in die tijd! De SAD kreeg vanuit de Nationale Commissie Aids Bestrijding (NCAB) geld voor professionalisering, om een inhaalslag te maken. Ze hebben toen vier mensen aangenomen, waaronder mij. Algauw vroeg ik mezelf af: waar ben ik toch aan begonnen? Een baan van drie dagen, en ik werkte ongeveer twee, drie keer zoveel. Hoe moet ik in godsnaam in mijn eentje – vanuit een homo-organisatie nota bene – ‘dé Nederlandse huisarts’ gaan bijscholen? Beklemmend. In de publieksvoorlichting eindigde elke boodschap met: ga met vragen naar de huisarts. Maar de huisarts wist nog helemaal niks! Ik heb toen de Hiv Wijzer gemaakt, een naslagwerk. Daar was een kwart miljoen gulden voor nodig, maar budget ontbrak. Stel je voor: in al die miljoenenstromen waren ze de huisarts gewoon vergeten! Uiteindelijk kwam de Stichting Publieksvoorlichting over Wetenschap en Techniek, waarvan Prins Claus de voorzitter was, over de brug en zo kreeg de huisarts dan toch zijn aidsinformatie twee jaar lang gratis toegestuurd. Prins Claus ben ik daarvoor eeuwig dank verschuldigd.”

De SAD had ook voorlichtingstaken, bijvoorbeeld over condoomgebruik.

“Vóór aids gebruikte geen homo een condoom. Dus condoomgebruik moest worden aangeleerd, wetende dat dit een erg effectieve manier was om hiv-infectie te voorkomen. Vanuit die gedachte kregen we het idee om bij de SAD condoom-workshops te organiseren. We begonnen met een instructieboekje: hoe gebruik je een condoom? Dat viel niet in goede aarde. De NCAB liet ons weten dat het ongepast was in een tijd van een groeiende aidsepidemie neuken te gaan promoten. De SAD heeft me vervolgens verboden om die workshop nog te geven.”

Ik vind dat nog steeds verbijsterend, dat bizarre idee dat anale seks iets was wat gepromoot kon worden, of juist niet…

”Nette homos neuken niet, was de gedachte. Homoseksualiteit moest genormaliseerd’ worden; wij moesten normale nette mensen zijn – neuken promoten’ lag politiek veel te gevoelig. Zelf ging ik gewoon uit, en zag wat er gebeurde in de darkrooms. En ik zag mensen op mijn spreekuur. Zon 75% van alle homomannen doet anaal, en hiv wordt vooral via anale seks overgedragen, dus condoomgebruik moést wel worden geïntroduceerd. Trouwens, ik blijf het zeggen, er is in de preventieve gezondheid nooit een effectievere interventie bedacht dan het condoom. Kom daar in de verslavingszorg maar eens om, of bij hart- en vaatziekten of diabetes… Zon effectieve interventie vind je nergens: 60 procent van de mannen ging aan het condoom.”

Over effectieve preventie gesproken: PrEP. Je hebt de naam gekregen een fervent criticus te zijn van PrEP en chemsex.

“Tja, dat ligt voor een deel aan mijn eigen onhandigheid met de pers. Ja, ik ben wel degelijk kritisch, maar zeker niet dogmatisch. Op het gebied van PrEP heb ik een weg van voortschrijdend inzicht bewandeld. Ik had aanvankelijk mijn bedenkingen: de roep om PrEP kwam uit de hoek van rijke witte homos in Californië die geen condoom meer wilden gebruiken. En dat terwijl in de VS gemarginaliseerde zwarte bevolkingsgroepen diezelfde pillen niet eens konden krijgen voor hiv-behandeling.  En vergeet niet: toen ik in 2013 mijn eerste stuk over PrEP schreef, baseerden we ons voor een groot deel op Afrikaanse studies, die helemaal niet zo veelbelovend waren.”

Je maakte er dus een moreel dilemma van, in plaats van een pragmatisch opgave?

“Die reputatie waar jij het over had, die heb ik vooral te danken aan een interview in De Volkskrant. Daar ben ik echt niet goed in; het was het einde van een drukke dag en toevallig had ik die dag weer drie zwaar drugs gebruikende patiënten gezien met een soa. Mijn frustratie en onmacht zijn in dat interview terechtgekomen. En ja, ik heb zelf echt moeten wennen aan het idee dat je dure hiv-remmers – die wereldwijd nog steeds schaars zijn – zou moeten geven aan hiv-negatieve mannen. Maar, geen misverstand: ik kijk als huisarts naar de hele mens en vind het vanzelfsprekend mijn taak om ook naar dieperliggende oorzaken te kijken van roekeloos risicogedrag en bijkomende problemen. Die los je niet alleen met PrEP op.”

En toen waren daar ineens de apenpokken.

“De derde van drie grote virale uitbraken waar ik in mijn loopbaan mee te maken kreeg: eerst hiv, toen Covid en vorig jaar mpox; alle raakten homomannen onevenredig zwaar. Vergeet niet: ook Covid heeft enorme impact gehad op het leven van homos! Het eerste geval van apenpokken deed zich voor in mijn praktijk. De GGD belde me op vakantie: er was een A-ziekte (de zwaarste klasse van meldingsplichtige infectieziekten, red.) uitgebroken in mijn praktijk. Ik kreeg meteen een centrale rol in de aanpak. Het werd wel weer een aparte ervaring, de samenwerking met de GGD. Om niet al die mensen in mijn praktijk te hoeven zien, vanwege de besmettelijkheid en beperkte capaciteit, liet ik ze fotos opsturen van de plekken op hun lijf en verwees ze op grond daarvan naar de afdeling infectieziekten van de GGD. Wat is dat toch een merkwaardige organisatie! Zo kon je daar niet op soas worden gescreend, de soa-poli is beneden, de nette infectiedokters zitten boven, die doen geen soa’s. Die bureaucratische hokjesgeest heeft de aanpak van mpox echt flink parten gespeeld. En later ook met de vaccinatie: de logheid. En in eerste instantie nodigen ze dan ook nog eens de verkeerde mensen uit…”

Tot slot, hoe kijk je naar jouw toekomst? Hoe lang ga je nog door?

“Eerst wil ik mijn praktijk goed overdragen. En dan hoop ik toch over een jaar of vier echt met pensioen te kunnen. Ik denk dat ik eerst maar eens een jaar ga uitrusten, helemaal niks doen.”

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #43.

Tekst Antony Oomen Beeld Marjolein Annegarn

Leave A Reply