Samen leven

0

Strange Fruit-vrijwilliger en Together We Live-oprichter Jerry Haimé (55) is er nog, een beetje tot zijn eigen verbazing. “Ik dacht: geitenwollen sokken, het zal wel. Maar Strange Fruit bleek een heel eigenwijs clubje, en ik kreeg er heel veel mogelijkheden om dingen te organiseren en doen. Anderen helpen gaf me inzicht in mijn eigen problemen.”

“Deze maand word ik 55. Destijds, in 1996, had ik dat niet verwacht. Ik dacht: ik ga dood, dit is het geweest. Het is heel bijzonder dat ik deze leeftijd haal, maar tegelijkertijd maak ik me er zorgen over. Steeds meer dingen worden zichtbaar, ik krijg steeds meer klachten en complicaties. Maar ja, dat kan aan van alles liggen. Ik ben erg mager momenteel. Met mijn hiv heeft dat niks te maken; heel veel mensen gaan daar wel meteen vanuit. Ik ben al jaren ondetecteerbaar, mijn afweer is niet zo hoog, maar ik ben stabiel. Wat het probleem wel is, zijn we nu aan het onderzoeken. Het is een beetje een rottijd. Je gaat je van alles afvragen: is het dit, is het dat?”

Hiv als beste vriend

“Toen ik de diagnose aids kreeg, ben ik het ziekenhuis uitgerend. Buiten heb ik staan gillen, ik heb het uitgeschreeuwd. Twee van mijn ex-partners waren overleden aan aids. Zelf was ik actief in hiv-preventie, maar mezelf laten testen durfde ik aanvankelijk niet. Mijn exen communiceerden allebei niet open en eerlijk dat ze het hadden. Ik had gehoord dat een van hen in het ziekenhuis lag op de hiv-afdeling. Er werd in die tijd veel geroddeld: heb je het al gehoord, die en die heeft aids. Ik dacht: nou wil ik het weten ook. Toen ik in het ziekenhuis de lift uit wilde stappen, stapte hij net in. Ik heb nog even bij hem gezeten op zijn kamer, er kwam niet veel uit hem, hij kon zelf de werkelijkheid niet aan.

Met hiv leren omgaan was een proces. Eerst was ik bezig met loslaten, afscheid nemen. Op een gegeven moment las ik een gedicht dat iemand had opgehangen. De schrijver vertelde dat zij hiv moest accepteren als haar beste vriend, en er op die manier mee moest leren leven. Om gezond te kunnen zijn en te functioneren. Dat wilde er bij mij nog helemaal niet in. Het duurde even voor ik besefte dat het toch echt zo was. Want, ja, misschien ga je dood, maar niet meteen. Dat besef gaf mij de rust, ruimte en weerbaarheid om zichtbaar te zijn.”

Foto Martijn Gijsbertsen

 Wit verhaal

“Een vriend had me zover gekregen om eens een kijkje te nemen bij Strange Fruit. Ik kwam toen al bij COC Amsterdam, soms zag ik ze zitten daar bij de coffeeshop. Ik dacht: geitenwollen sokken, het zal wel. Maar het bleek een heel eigenwijs clubje, een mix van Arabische, Surinaamse, Antilliaanse mensen, lesbi, homo, trans. Mensen die zichzelf aan ontdekken waren, die niet zichtbaar konden zijn in hun eigen cultuur en omgeving, gevlucht waren uit bepaalde situatie, land of familie.

Strange Fruit was een zelfhulporganisatie, ik kreeg er heel veel mogelijkheden om dingen te organiseren en doen. Anderen helpen gaf me inzicht in dingen die ook speelden voor mij. Peer group education was wat we deden, voorlichting geven vanuit een gelijkwaardige positie. En dat was nodig. Als het over ons ging, spraken de instellingen die zich bezighielden met hiv-preventie over ‘nauwelijks of niet bereikbare doelgroepen’. Deels was dat ook zo, maar we waren er wel. Het echte probleem was dat de reguliere witte instellingen over ons spraken in plaats van met ons. Als het ging over LHBT+ kwesties of hiv en aids bij migranten of zwarte cliënten, verwezen ze alles meteen door naar de zelforganisaties van zwarte mensen en migranten.

Het eerste wat ik ben gaan doen, was eigen voorlichtingsmateriaal ontwikkelen. Want er was gewoon niks, behalve het witte verhaal waar geprobeerd was kleur aan te geven. De echte aansluiting ontbrak. Met knippen en plakken en veel kopieerkosten zijn we zelf safe seks-materiaal gaan maken, condooms gaan uitdelen en dat soort acties.

Bij Strange Fruit organiseerde ik in de coffeeshop een informele avond met de titel Safer Sex & Culture. Vanwege de hulpvragen over hiv en aids die we daar hoorden zijn we een samenwerking aangegaan met de Hiv Vereniging afdeling Amsterdam. Daar is Together We Live uit ontstaan, een maandelijkse ontmoetingsavond waarbij op de achtergrond mensen werden bijgestaan met hulpvragen.

Een van de dingen die ik bij Strange Fruit organiseerde, was een cursus hoofddoek binden. In de Surinaamse cultuur is aan hoofddoeken heel veel symboliek verbonden. De verschillende patronen en verschillende manieren van wikkelen waren in de tijd van de slavernij een manier om met elkaar te communiceren. Met de cursus wist ik moeders van de jongeren te betrekken bij Together We Live, waaronder mijn eigen moeder. Want hiv gaat iedereen aan, niet alleen de mensen die het hebben.

Foto Martijn Gijsbertsen

Op de vuist

Mijn moeder had het niet makkelijk. Ze voedde alleenstaand mijn drie broers en mij op, later ook nog een pleegzusje. Regelmatig ontfermde ze zich over de kinderen van anderen. Als ik zeg dat ze vocht voor haar kinderen, bedoel ik dat letterlijk: als het moest ging ze op de vuist met mensen die ons bedreigden.

Heel jong al ging ik uit huis. Ik besefte vroeg dat ik homo was, en ik hoorde hoe er thuis soms over werd gesproken. Het voelde niet veilig. Ik heb in noodopvang en tehuizen gezeten, maar ik had wel de ruimte om te experimenteren en mezelf te ontdekken. Op mijn 18e vertelde ik mijn moeder dat ik homo ben. Later kon ik over alles met haar praten, ook over hiv. Ze draaide bardiensten bij Together We live.

Met Together We Live heb ik me sterk ingezet voor het verbeteren van de positie van zelforganisaties zoals de onze. We waren betrokken bij veel overleggen, workshops, interviews over het verbeteren van de positie van zelforganisaties en interculturele hulpverlening.

Nog steeds is het zo dat er vooral over ons wordt gepraat in plaats van met ons. Luister naar wat sleutelfiguren te zeggen hebben, en doe er ook wat mee, geef ze een plek in je organisatie – vraag ze niet alleen op projectbasis. Dat is niet sociaal, niet innovatief, niet solidair, niet collegiaal, en het werkt uiteindelijk gewoon niet.

Helaas blijft het stigma groot. Het is moeilijk om binnen mijn community mensen te vinden die open kunnen of durven te zijn over hiv. Voor heel witte Nederlanders is hiv ook nog steeds lastig bespreekbaar. We moeten niet doen alsof we het voor elkaar hebben, dat is gewoon niet zo.

Ik ben als zwarte, homoseksuele man met hiv al een kwart eeuw zichtbaar en open, dat is lang niet altijd makkelijk geweest. Maar de beste manier om sociaal-maatschappelijke acceptatie te bereiken, is door open en eerlijk te zijn over wat hiv is, en te laten zien hoe divers de groep mensen is die ermee te maken heeft. Zodat de wereld eindelijk leert beseffen wat hiv anno nu is: een chronische aandoening waar – meestal – prima mee te leven valt.”

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #38.

Tekst Caspar Pisters Fotografie Martijn Gijsbertsen

Leave A Reply