In het vorige nummer schreef ik dat de wereld zoveel zachter was geworden, dat ons werkmasker een beetje was afgezakt. “We zien elkaar, we doen allemaal ons best, want we begrijpen elkaars situatie”, schreef ik. We werden plots geconfronteerd met onze eigen kwetsbaarheid en zagen daardoor de kwetsbaarheid van anderen, filosofeerde ik. Als ik die denktrant volg, moeten we ons nu onaantastbaar voelen. Want de kwetsbaarheid van anderen lijken we nu niet meer te zien. In een stuk dat ik destijds las, waarschuwde een socioloog ons al: “We zitten in de wittebroodsweken van de lockdown. De echte test komt nog: wat als we het na een tijdje beu zijn en kritischer tegenover de maatregelen gaan staan? Wat wordt ons gedrag dan?”
Dat zien we nu. We hebben genoeg van de beperkingen, dus we gooien onze opvatting om en omarmen ‘alternatieve feiten’. Dan strookt wat we willen − knuffels, vliegvakanties en feestjes − weer met onze opvattingen. In de wittebroodsweken namen we het zekere voor het onzekere; nu moet eerst maar eens aangetoond worden dat een maatregel 100% effectief is. Dat doen we minder eensgezind, want eigen belang wordt altijd als belangrijkste argument aangevoerd: mijn ongemak, mijn vrijheid, mijn vakantie. Het applaus voor de zorg en collectieve bekommering om kwetsbare doelgroepen lijken een ver verleden. Degenen die nu nog het hardst worden geraakt door zowel het virus als de maatregelen ertegen, lijken nog het meest hun best te doen; ondernemers en instellingen die hun diensten gratis of met korting aanbieden aan anderen die het moeilijk hebben. Of zich in allerlei (kostbare) bochten wringen om te zorgen dat wij veilig kunnen kopen, eten, drinken of genieten van kunst. Maar buiten de winkel of het museum is het business as usual.
Wat is de wereld weer hard geworden. Als ik iemand in de supermarkt met moeite een meter de ruimte kan geven om te passeren, heeft de klant achter mij veel belangrijker haast dan ik, en glipt er tussendoor. Nu hoef je het natuurlijk niet met me eens te zijn. Ik ben geen viroloog of arts en ook onder hen lopen de meningen uiteen. Maar betekent respect voor elkaar niet juist rekening houden met andere opvattingen en behoeften dan die van jezelf? Denk en doe wat je wilt, feest, vlieg en knuffel erop los. Maar blijf daarna wel anderhalve meter uit mijn buurt. Dat weigeren, ten koste van de vrijheden of zelfs de gezondheid van een ander, vind ik van een onacceptabele egoïstische hardheid.
Niet alleen het gedrag, maar ook het debat is keihard: heb je een andere mening, dan ben je de vijand. Kijk naar de namen: ‘Coronafascisme’, waar de voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos een boek over volschreef. Voorheen was je een zacht ei als je te voorzichtig was; nu ben je een nazi. Een filosoof zou beter moeten weten: juist in het fascisme was er geen plaats voor verschillende denkbeelden. Of de term Viruswaanzin; alsof je knettergek bent als je adviezen van wetenschappers opvolgt. En dat doe ik in de eerste plaats niet eens voor mezelf, maar om te voorkomen dat ik oudere vrienden of familie per ongeluk ziek maak. Dat deze groep zichzelf intussen Viruswaarheid noemt, is cynisch: hun betogen staan bol van feitelijke en logische fouten. Ik ken relatief jonge mensen die maanden na hun ziekte nu nog steeds corona-gerelateerde klachten hebben. Zo leidt de strijd tegen de anderhalve meter wrang genoeg tot juist meer afstand.
Is het toeval, een samenloop van omstandigheden, of is er met het ongenoegen over de maatregelen meer losgetrokken, is er ergens een ventiel opengegaan? Of het nu gaat om coronamaatregelen, boerenprotesten of racisme: het gaat hard tegen hard en je moet nu, direct, een standpunt innemen. En dan ben je een racistische boer óf een links deugmens. Ik vind de ‘traditie’ van Zwarte Piet beschamend. In het hagelwitte dorp waar ik ben opgegroeid denken ze daar anders over, maar ik weet dat het daar, iets langzamer, ook wel goed komt. In de correcte grote stad hebben we ook pas net het licht gezien. In dat dorp wonen boeren die nu echt klem zitten door de stikstofmaatregelen. Ik hoor mijn stadse vrienden oordelen over hun bizarre protesten en de milieuvervuilende, overgesubsidieerde landbouw. Ik ben het soms met ze eens, maar besef me ook dat zij koeien en melk alleen kennen van bakjes en pakken in het koelvak.
Oftewel: de stellingen zijn ingenomen en ik sta tussen twee kampen in te dralen, want ik voel me bij geen van twee thuis. Noem me een twijfelkont. Maar over één ding ben ik heel zeker, en dat is dat je een opvatting niet kunt afdwingen. Dan ruil je de misstanden in voor een totalitaire correctheid. Dus ik blijf pleiten voor de anderhalve meter. Laten we die eens niet beschouwen als afstand, maar als ruimte die we de ander geven als die dat nodig heeft. Sterker nog: laten we ook elkaars opvattingen eens anderhalve meter ruimte geven. Dat zou de afstand wel eens flink kunnen verkleinen.
Deze column verscheen eerder in hello gorgeous #32.
Tekst Bas Timmermans Illustratie Karina Grens