Niet over één nacht ijs

0

“We hebben puur geluk gehad”, zegt Emma* (49) over de weg die zij volgde om als hiv-positieve vrouw twee kinderen te adopteren. Maar dat doet geen recht aan de weloverwogen wijze waarop zij en haar man te werk gingen, in een tijd dat het hebben van hiv een streep door de adoptierekening betekende.

Dat zij kinderen wilde, stond voor Emma al vroeg vast. Toen ze twintig was, werd haar toenmalige vriend ernstig ziek in het ziekenhuis opgenomen. Met nog maar één CD-4-cel overleed hij korte tijd later. Naast het verdriet stond Emma ook voor een moeilijk dilemma: moest zij zichzelf laten testen? De kans dat ook zij hiv had opgelopen, was erg groot, maar begin jaren negentig was er nog geen goede medicatie, en inzicht in haar status zou niets aan haar gezondheidstoestand verbeteren. De enige reden dat Emma zich toch liet testen, was omdat ze wilde weten of ze nog wel kinderen kon krijgen.

Jaren later strijken Emma en haar nieuwe man neer in een keurige woonwijk. Emma is inmiddels begin 30, doet het goed op haar medicijnen en voelt ze zich sterk en gezond. Zij en haar hiv-negatieve man willen samen kinderen. Een nieuw dilemma dient zich aan: willen zij zelf zwanger worden of kinderen adopteren? “Die vraag was wel een worsteling, omdat ik ook aan mijn kind moest kunnen verantwoorden waarom ik als moeder met hiv deze keuze had gemaakt. Het traject er naartoe leek me ingewikkeld. De huidige kennis over n=n was er toen nog niet, dus de kans leek aanwezig dat ik het mijn kind zou overdragen. Ook over de langere-termijneffecten van medicatie wisten we nog niet veel; dat speelde ook een grote rol.” Ze besluiten een kind te willen adopteren, ook omdat ze kinderen uit andere delen van de wereld een kans willen geven. Emma kiest er ook voor om in haar nieuwe omgeving wat minder open over haar hiv te zijn: “Als het eenmaal op tafel ligt, kun je niet meer terug. Het leek me al moeilijk genoeg om in onze witte woonwijk een gezin met donkere kinderen te zijn.”

‘Adoptabel’

Deze weg naar het ouderschap is niet minder ingewikkeld, beseffen Emma en haar man: als hiv-positieve vrouw komt Emma niet direct in aanmerking als adoptie-ouder. “Met de voorwaarden in die tijd hield het voor mij eigenlijk direct op”. Maar het stel gaat niet over één nacht ijs. Emma belt anoniem met diverse adoptiebemiddelingsbureaus om te vragen wat de mogelijkheden zijn om als vrouw met hiv een hiv-positief kind te adopteren. “We hadden het er natuurlijk over gehad dat we ook graag een kindje met hiv zouden willen adopteren. Destijds golden die kinderen nog niet als ‘adoptabel’. Er was toen nog geen enkel kind met hiv naar Nederland gekomen.”

Bij één bureau, dat bemiddelt voor meerdere landen, lijkt er een kleine kans te zijn. Maar voordat ze zich als wensouder kunnen aanmelden, moet er een andere belangrijke horde worden genomen: ze moeten een beginselverklaring krijgen (zie artikel op pagina XX). Dat lijkt, met haar hiv, vrijwel onmogelijk. Maar dat iemand haar op de man af naar haar status zal vragen, lijkt Emma ook onwaarschijnlijk. Slapeloze nachten volgen, waarin Emma en haar man een goede balans proberen te vinden tussen openheid en kinderwens. “Die regels zijn er natuurlijk niet voor niets, maar ik voelde me kerngezond en was er zelf van overtuigd dat het geen belemmering was, dus waarom open zijn? Aan de andere kant: als ík er mijn mond niet over open zou doen, veranderden de regels ook niet. Ik ben recalcitrant en wil best op de barricades, maar het zou mijn kansen wel aanzienlijk verkleinen. Bovendien zou ik, als ik helemaal open kaart zou spelen en het zou niet lukken, het mijn kinderen ook ontnemen om hier op te groeien.” Ze besluiten te proberen haar hiv erbuiten te laten en zo de beginselverklaring te krijgen.

Illustratie Olga van Zeijl

Mazzel

Emma en haar man gaan naar een arts die hun gezondheid moet beoordelen. En dat mag niet hun eigen huisarts zijn. “Dat was geluk, want onze eigen huisarts wist natuurlijk wel van mijn status. Ook het feit dat deze arts niet zo erg doorvroeg, was mazzel voor ons”. Hij heeft eigenlijk maar één vraag: of ze gezond zijn. Dat kan Emma zonder gewetensbezwaren met ‘ja’ beantwoorden. Ziek is ze nooit. “Feitelijk heb ik niets verkeerd gedaan, ze hebben er niet naar gevraagd. Maar ik heb er wel vaak wakker van gelegen. Is het wel okay wat ik doe? Hiv was destijds nog zo beladen, je voelt wel aan dat ze dat willen weten. En ik heb het achtergehouden. Dat wringt.”

Bij de volgende etappe, de gesprekken met Raad voor de Kinderbescherming, gaat het vooral om het perspectief van de ouders en de special needs van het kind: mag het een handicap hebben, hoe oud mag het zijn, past een kind in dit gezin? Vragen waar Emma en haar man ook al goed over hebben nagedacht. Ze krijgen de beginselverklaring. Met zweethandjes geven ze bij het adoptiebemiddelingsbureau aan dat kinderen met hiv bij hen welkom zijn, bang dat er misschien wordt doorgevraagd. Ook kruisen ze uit de lange lijst enkele andere special needs aan. En weer zit het mee: er worden net op dat moment ouders gezocht voor een meisje met een van die special needs. Binnen zes maanden na het verkrijgen van de beginselverklaring reizen Emma en haar man af naar Afrika om hun dochter Safiya op te halen.

Enkele jaren later staan er wél kinderen met hiv op de lijst. “Er was in de tussentijd veel veranderd. Toen wij Safiya kregen, werden er nog geen kinderen met hiv bemiddeld. Toen wij ons tweede kind kregen, kwam je alleen in aanmerking als je openstond voor een kind met hiv.”

Nooit gelogen

Emma’s kinderen weten wel dat ze hiv heeft, maar ze wil dat ze voorzichtig zijn om dit aan anderen te vertellen. “Ik heb het aangepakt zoals met Sinterklaas. Daarover heb ik ook nooit gelogen tegen mijn kinderen. Maar ik heb wel altijd gezegd dat het niet leuk is als ze andere kinderen vertellen dat Sinterklaas niet bestaat. Zo bespreek ik ook mijn hiv met ze: ze weten iets van mama, maar het is míjn verhaal, en dat moeten ze niet aan iedereen vertellen. Als ze het echt met iemand willen bespreken, moeten ze dat eerst met mij overleggen.”

Als haar hiv al een rol speelt in het gezin, is dat vooral een positieve, denkt Emma. “Door mijn hiv kwam ik in aanraking met zo veel nieuwe en andere mensen, dat heeft mijn leven enorm verrijkt. Ik ben er minder bevooroordeeld door geworden. Ik hoop en denk dat ik dat ook aan mijn kinderen kan overbrengen. Onze gesprekken zijn anders, misschien wel dieper. Het gaat wel ergens over. En ik heb strontgeluk, ik voel me goed en gezond.”

Supertrots

Nog steeds worstelt Emma met de manier waarop zij haar kinderen heeft gekregen. “Ik had destijds als wensouder met hiv graag een voortrekkersrol willen nemen, maar dan had ik nu vrijwel zeker geen kinderen gehad. Ook als je een kind via adoptie krijgt, wil je het wel van de daken schreeuwen. Wij zijn ouders geworden! Dit is ons kind! Bij mij wrong dat een beetje, omdat ik toch niet helemaal trots ben op ons traject. Ik heb niet gelogen, maar ik ben ook niet helemaal open geweest over mijn hiv. Wel sta ik achter onze keuze om het zo te doen; ik kan die voor mezelf en mijn kinderen verantwoorden. Ik weet ik dat mijn kinderen bij mij op de goede plek zitten, en ik ben supertrots op ze!”

*Echte naam bij de redactie bekend.

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #28.

Tekst Liza van den Dijssel Illustratie Olga van Zeijl

Leave A Reply