Ik blader de Groene Amsterdammer door, het extra dikke zomernummer dat tijdens mijn korte vakantie is bezorgd. Ik stop bij het artikel over Pierre Valkering, de Amsterdamse pastoor die niet alleen (jaren eerder al) uit de kast kwam, maar onlangs alles uit die kast op straat uitstalde. In zijn pas verschenen boek Ontkleed niet naakt staan kun je namelijk en détail lezen hoe hij cruisde in parken en darkrooms, over zijn ‘bloedjegeile’ vriendje. En over zijn jeugd waarin zijn fascinatie ontstond voor het katholicisme én voor ‘door ribfluweel omspannen edele delen van bepaalde jongens’. Ik moest inderdaad ook aan Reve denken.
Het interview zit precies in het midden van het blad, de plek waar de nietjes zitten. Zo ver mogelijk verborgen en tegelijkertijd pontificaal centraal, hoe toepasselijk. Een van de pootjes van het bovenste nietje heeft zich maar met moeite door het extra dikke blad kunnen boren. Het is een beetje scheef door het papier gekomen, net uit het midden. Het is daardoor niet netjes in de vouw teruggeslagen: obstinaat steekt het pootje uit het papier recht naar boven. Je zou er een aardige kras van kunnen oplopen. Het is een geweldige illustratie bij het artikel, veel beter dan de foto van de pastoor, vroom poserend in roze kazuifel. Met mijn duimnagel probeer ik het plat te duwen, naar zijn voorbestemde plek in de vouw. Het nietje gaat net niet helemaal plat. Weigerachtig blijft het een beetje uitsteken.
Als ik even later buiten ga zitten om het interview uit te lezen, zet de symboliek zich voort: het middenblad is ondanks mijn tuchtende maatregelen helemaal los gekomen. Ik leg het terug op zijn plek als ik het blad dichtsla, maar omdat het niet meer door de nietjes bij de rest van het blad wordt gehouden, steekt het altijd nog een beetje uit. Deze twee uit het blad stekende millimeters met pastoor Pierre zullen als eerste beduimeld raken en gerafeld. Omdat ze als enige uitsteken.
Pierre Valkering mag vanwege zijn boek geen parochie meer leiden, ook al was zijn parochie in de Amsterdamse Pijp met de Vredeskerk een van de meest vooruitstrevende. Zelf zegt hij dat niet ‘het thema homoseksualiteit’ het probleem is, maar dat hij er persoonlijk en open over vertelt. En ik geloof hem. Dat het Vaticaan vol zit met sugar daddies en goede klanten van Roomse homo-escorts, was jaren een publiek geheim, en na betrouwbaar onderzoek nu ook een gepubliceerd geheim. En dat is blijkbaar prima, zolang je officieel je kruistocht tegen deze ziekelijke neigingen en verboden handelingen maar voortzet. Dat weigert deze pastoor; net als het middenblad steekt hij daardoor te veel uit, wordt hij niet meer beschermd door zijn soortgenoten en raakt bezoedeld.
Ik vond pastoor Pierre een rare knakker, met zijn hipsterknotje, zijn Reviaanse katholiek-seksueel exhibitionisme, zijn folkloristische instituut en zijn evangelische glimlach. Maar dit zijn allemaal clubjes waar ík hem in stopte, besef ik nu. Want behalve van dit interview en een optreden in een talkshow ken ik hem niet. En bewonder ik wat ik wel van hem weet: dat hij zijn ontboezemingen niet deed omdat hij graag een geil boekje schrijft. Maar om de spanning tussen zijn gevoelens en zijn roeping en leven als katholiek priester te laten zien, in niet mis te verstane details. En dat die twee uitersten volgens zijn eigen regels prima samengaan. “Ook voor elke poot, ging Jezus dood” betoogde hij ooit. Ik heb er respect voor dat hij tegen de verdrukking in en naar eer en geweten durft uit te steken, wetende dat je dan als eerste bezoedeld raakt. Om in zijn eigen woorden af te sluiten: (een lange stilte)… “Ik heb een eigen invulling die heel wezenlijk is.”
Deze column verscheen eerder in hello gorgeous #28.
Tekst Bas Timmermans Illustratie Karina Grens