Twee mannen over burn out

0

Altijd aan het werk, perfectionistisch, goed, heel goed verdienen, alles onder controle houden. En dan opeens gaat het niet meer. Ronald en Henri, twee voormalige mister perfect’s, over de ommezwaai die een burn out aan hun leven gaf.

‘We hebben het erover gehad…’, zegt Henri als ik binnenstap, ‘… en we zijn er al uit hoor.’ Ondertussen fotografeert hij Ronald, zet koffie en wanneer we aan tafel zitten heeft hij de afstandsbediening bij de hand om tijdens het gesprek te fotograferen. ‘We hebben heel veel overeenkomsten. Allebei hadden we een heel drukke, heel goedbetaalde baan in de IT. We reisden allebei veel, niets was te gek, alles moest helemaal perfect gaan.’ 

Ronald: ‘Achteraf beschouwd, ging het bij mij heel geleidelijk. Ik had een baan waar ik alles voor gaf. Ik werkte altijd door, als het moest dag en nacht. Ik wilde alles zo goed mogelijk doen en ook nog op mijn eigen manier. Toen op de snelweg, ik weet nog precies waar, moest ik de auto aan de kant zetten. Paniek. Dat was in 2009.’

Henri: ‘Bij mij sloegen de stoppen door toen ik voor mijn werk in Oslo was. Ik had een hotelkamer in het hoogste gebouw van Noorwegen op de bovenste verdieping. Die boekte ik altijd, dat vond ik te gek. Nu werd ik bevangen door paniek: ik was bang dat ik van het balkon wilde springen. Bang dat ik in één tel de controle kwijt zou zijn. Uiteindelijk ben ik daar dankzij een vriend opgenomen in het ziekenhuis. Ik dacht nog dat het aan cocaïnegebruik lag van twee weken daarvoor, maar volgens de psychiater had ik een burn out. Dat geloofde ik eigenlijk niet: het kon overal aan liggen, behalve aan mijn werk.’

Niet thuis

Ronald: ‘Dat ongeloof had ik ook. Ik had toch juist alles onder controle? Ik voerde gesprekken met een psychiater en dacht dat ik al snel weer kon gaan werken, maar uiteindelijk duurde het een half jaar. Mijn relatie was niet goed; mijn partner verweet me al langer dat ik vaak letterlijk en figuurlijk ‘niet thuis’ gaf. Dat kon me eigenlijk niet zoveel schelen. Ik was ook niet erg sociaal. Mijn werk telde het zwaarst. Ik dacht dat ik gelukkig was.’

Henri: ‘Mijn vrienden waarschuwden me dat ik veel teveel deed, ik wilde alles perfect doen. Dus een bruisend sociaal leven, minstens driemaal in de week naar de sportschool, tien tot twaalf uur werken per dag, uitgaan tot laat in de nacht, het liefst zoveel mogelijk vrienden zien…. Ik vond dat ik het goed voor elkaar had. Drie maanden na Oslo ging ik weer werken. Ik had het wel weer in de hand, dacht ik.’ 

Ronald: ‘Flink verdienen, onafhankelijk zijn. Het zat er bij mij al heel vroeg in. In mijn jeugd was het ook noodzaak. Mijn moeder overleed toen ik 1 jaar was, mijn vader hertrouwde, maar die relatie was slecht en voor mij had hij weinig belangstelling. Ik wilde trouwens ook niets van hem. Daardoor ben ik al heel jong begonnen mijn eigen boontjes te doppen. Dat patroon heb ik voortgezet. Dat kende ik, het voelde veilig.’

Henri: ‘Mijn ouders, middenstanders, werkten vrijwel dag en nacht. Die mentaliteit krijg je mee: geen tijd voor vakantie, geen dingen voor jezelf doen, maar altijd alles voor de klanten en voor een appeltje voor de dorst. Ze hadden onder andere een kroeg, waar ik een vreemde eend in de bijt was. Ik was verlegen, homoseksueel, onzeker en van nature extravagant. Ik voelde me onveilig in een omgeving waar geen privacy bestond. Niet studeren, maar keihard werken was het devies.’

Ronald: ‘Mijn vader liet zich echt gemeen uit over homo’s. Op mijn 11e  ben ik voor hem gaan staan en heb gezegd: Ik ben er ook zo één Ik wilde juist niet opvallen, wilde er eigenlijk zo “gewoon” mogelijk uitzien. Hoewel ook ik verlegen was, was ik toch nooit zo onzeker.’

Henri: ‘Later verborg ik mijn onzekerheid achter een enorme bewijsdrang, als iets perfect ging, moest het nog perfecter. Ik had er ook plezier in als ik een paar dingen tegelijk deed: een telefonische vergadering, koken en e-mailtjes sturen bijvoorbeeld. Ik ging constant een soort wedstrijd met mezelf aan, het kon allemaal nog sneller, beter, efficiënter.’

Radicaal om

Ronald: ‘Mijn psychiater zorgde ervoor dat ik anders naar mezelf ging kijken. Dankzij hem realiseerde ik mij dat ik het beeld van mezelf en van anderen kon omdraaien als ik wilde. Het was heel verhelderend. Je leert niet alleen je eigen tekortkomingen zien, maar ook die van mensen om je heen. Het zwart-witte gaat eraf, je leert ook dat je sommige dingen maar moet laten zijn. En dat geeft innerlijke rust.’

Henri: ‘Drie maanden na de eerste inzinking ging ik weer werken. Het duurde niet lang voor ik weer met mijn kop tegen de muur liep. Ook ik ging naar een psychiater, dat heeft me enorm geholpen. Ik besefte dat ik mezelf al die jaren niet heb toegestaan te zijn wie ik ben.

Ik heb toen mijn leven radicaal omgegooid en ben fotograaf geworden. In zo’n beroep kom je alle valkuilen natuurlijk weer tegen, maar ik leer mezelf nu dat totale controle niet nodig is en dat ik niet meer op alles ja hoef te zeggen. Ik ben nog niet helemaal in balans en misschien gebeurt dat ook nooit, maar ik ken mezelf nu wel stukken beter en kan mezelf meestal terugfluiten als ik over mijn grenzen dreig te gaan.’

Klap

Ronald: ‘Net als Henri ging ook ik voor een tweede keer onderuit, omdat ik dacht dat ik er wel weer bovenop was. Nu ben ik redelijk in balans. Ik heb een andere partner, maar nog wel mijn oude baan. Daar sta ik nu totaal anders in. Ik beloof geen gouden bergen meer, houd een realistische planning aan bij mijn projecten, laat me niet opjagen en nog belangrijker: ik heb aandacht voor de mensen waarmee ik werk. Dat zit in simpele dingen hoor. Als ik zie dat iemand dag in dag uit een boterhammetje eet achter de computer en geen tijd neemt om even echt te pauzeren, spreek ik hem aan. Dan vraag ik of hij even mee gaat lunchen. Dat zou ik vroeger niet eens hebben opgemerkt.’

Henri: ‘Ik heb er wel een klap van gehad die ik nooit helemaal te boven kom. Ik kan minder aan, zit eerder aan een grens. Mijn lichaam geeft het ook aan. Misschien was dat vroeger ook wel zo, maar dan luisterde ik er niet naar.’ 

Ronald: ‘Ik had in 2009 hiv-medicatie waarvan je depressieve klachten kon krijgen, maar ik geloof niet dat mijn burn out daar veel mee te maken had. Ik was gewoon een workaholic en het zat er al veel langer aan te komen. Later kreeg ik een herseninfarct en weer later een gaatje in mijn ingewanden, allemaal ernstige dingen waardoor ik rustiger aan moest doen. Die confrontaties met leven en dood helpen je om alles te relativeren en dichter bij jezelf te komen. Voor mijn burn out voelde ik nooit iets. Geleidelijk aan ben ik steeds meer gaan voelen. Dat is een heel proces geweest, je leert op een andere manier met jezelf om te gaan. Dat proces gaat nog steeds door.’

Inzien

Henri: ‘De kunst is dat je gaat inzien waarom je zo’n workaholic bent. Hoe dat bij jou in zijn werk gaat en of dat wel echt bij je past. Welk deel van jezelf laat je in de kou staan door zo hard te werken? Wat zegt dat? Hoe kun je dat veranderen?’

Ronald: ‘Ik ben geen workaholic meer, dat weet ik zeker. Ik ben erg goed in mijn werk, maar eigenlijk past het niet meer bij me. Als ze me eruit zouden gooien, zou ik dat niet erg vinden. Het liefst ga ik in de zorg werken, jongeren begeleiden. Omdat ik heb geleerd me niet meer zo druk te maken, denk ik: dat komt nog wel.’

Henri: ‘In mijn huidige beroep wil ik ook perfect zijn en de dingen naar mijn hand zetten. Fotografie past goed bij me, het voelt veel natuurlijker aan dan de IT. Het is wel moeilijk om mijn financiële onafhankelijkheid te bewaren. Die botst wel eens met mijn creatieve onafhankelijkheid. Soms weiger ik opdrachten waarin ik mijn creatieve ei niet kwijt kan. Of ik laat dat deel van mijn klantencontacten een beetje versloffen. Want ik kan nog steeds niet goed nee zeggen.’

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #6

Tekst Marleen Swenne Fotografie Henri Blommers

 

 

 

Leave A Reply