Veteraan

0

Dit gaat over een oranje dossiermapje uit het einde van de vorige eeuw. Ik was net verhuisd naar de grote stad en niet veel eerder voorzichtig uit de kast gekropen. In de gay capital Amsterdam kon ik eindelijk de liefde, relaties en natuurlijk seks gaan ontdekken. De mogelijkheden waren overweldigend, spannend, soms zelfs shockerend, want het jongetje was dan wel uit het dorp, maar het dorp nog niet helemaal uit het jongetje.

Aids kende ik uit de jaren tachtig, uit de media, van vrij-veilig-spotjes op tv en een enkel boek. Het was een typisch taboe: er werd óf heel omzichtig en ernstig over gesproken, óf er werd een sensationeel verhaal van gemaakt met extreme seks en roekeloze losbandigheid. Sinds die tijd was het condoom een vast gegeven, maar (inmiddels) hiv was nooit onderwerp van gesprek. Ik kende ook niemand met hiv. Zelfs niet iemand die iemand kende met hiv. Inderdaad: het stigma en de angst regeerden nog, net als dat oude beeld over wie het opliep. En zo waren wij niet. De jongens die ik wel eens mee naar huis nam natuurlijk ook niet. Dus we liepen niet echt risico, toch?

Ik was dan ook een beetje verbaasd toen een vriend me vroeg of ik wilde meedoen aan het homocohort van de GGD. Hij was aan het werven op de COC-vrijdagavonddisco. Hoezo zouden ze iets aan mij hebben? Maar na enige uitleg, en omdat de regelmatige test-routine me wel aansprak, noteerde hij mijn gegevens en haalde ik bier voor ons.

Wat kan seks klinisch en beschamend voelen als je op een regenachtige donderdagmiddag in een GGD-spreekkamer precies moet invullen wat je hoe vaak, met hoeveel mannen, oraal, anaal, actief, passief, in welke situaties allemaal hebt gedaan

Een paar weken later had ik mijn eerste afspraak. “Eerst prikken!”, schreef de verpleegkundige groot op een oranje dossiermapje. Ik heb het niet zo op naalden, dus graag bloed afnemen vóór de lange vragenlijst. Maar op die seksuele biecht had die vriend me niet voorbereid! Wat kan seks klinisch en beschamend voelen als je op een regenachtige donderdagmiddag in een GGD-spreekkamer precies moet invullen wat je hoe vaak, met hoeveel mannen, oraal, anaal, actief, passief, in welke situaties allemaal hebt gedaan. Met rode oortjes en het gevoel iets verstandigs voor mezelf én iets goeds voor de wetenschap te hebben gedaan, ging ik naar huis. Ze zouden me twee weken later bellen met de uitslag.

Thuis nam ik de meegekregen informatie door: hoeveel mannen hiv hadden in Amsterdam, hoe je het precies kon oplopen (en hoe niet), de vooruitzichten na een positieve uitslag en nog veel meer wat ik nog niet wist. De schrik sloeg me om het hart toen ik snel berekende dat ik statistisch met 1,5 persoon met hiv seks had gehad. Want naast mijn eerste vriendje was het nog één of twee keer uitgelopen op onbeschermde seks. Het weekend erop hield ik van schrik mijn handen (en de rest) thuis. Ik zal toch niet…’ spookte het die twee weken door mijn hoofd.

Illustratie Karina Grens

“De uitslag is goed, je hebt geen hiv.” Pfoeh, wat een opluchting! En ik zou voortaan verstandiger zijn. Gemonitord door de GGD vervolgde ik mijn seksuele pad. Het cohort-bezoek werd een vast moment van even stilstaan bij mijn seksleven en gezondheid. Met extraatjes voor mij (gratis hepatitis-vaccinaties, de vaste soa-testen) en extraatjes ván mij (een extra vragenlijst, swab of test voor andere onderzoeken). Soms een beetje ongemakkelijk; waar praat je over met de GGD-arts die 5 minuten je piemel volgens protocol stevig moet vasthouden? Met een in azijnzuur gedrenkt gaasje, moet ik erbij zeggen (over haar dates die geïntimideerd zijn dat ze dagelijks zoveel piemels vasthoudt, bleek).

Het werd routine. Tot ik een nieuwe liefde vond die me op onze tweede date vertelde dat hij positief is. “Dan moeten we het veilig doen”, was mijn reactie. Iets te veel routine dus. Ook al verkondigden toen nog alleen vooruitstrevende artsen het Zwitsers Standpunt: ik had als cohort-deelnemer beter kunnen weten. En doen. Nu was hiv ook in mijn leven en ik moest leren en vooral wennen aan wat dat betekende. Praktisch niet zoveel, bleek; het stigma was erger. We hebben geproost toen niet veel later de wetenschap in Nederland n=n eindelijk omarmde.

Na ruim een kwart eeuw krijg ik nu geen weken, maar uren na de prik de uitslag (helaas niet meer telefonisch van een geruststellende verpleegkundige). De stapels kopietjes zijn online vragenlijsten geworden en mijn dossier is nu een blauw scherm. Maar ergens in een kast aan de Weesperstraat in Amsterdam hangt nog een oranje mapje met ‘Eerst prikken!’ erop. Een nuchter document met feiten en cijfers, maar ook het verhaal van mijn seksuele ontdekkingen, pieken, dalen, vrees en opluchting. Samen met alle mapjes eromheen een monument van de seksuele ontwikkeling van de regio Amsterdam, van medische vooruitgang, hiv-stigma, verdriet, spanning en vrijheid. Een grote bijdrage aan wereldwijd hiv-onderzoek. En een eerbetoon aan alle medewerkers die deelnemers hebben voorgelicht, goed of slecht nieuws hebben verteld, getroost, geholpen, hoop gegeven en voor ons allemaal hebben gezorgd.

Deze column verscheen eerder in hello gorgeous #48.

Tekst Bas Timmermans Illustratie Karina Grens

Leave A Reply