Troost en hoop door schoonheid

0

Vroeger kwamen er homo’s cruisen en heroïne junkies tippelen, vanaf volgend jaar staat er een metershoog telraam. Achter Amsterdam Centraal komt het Aidsmonument Amsterdam met uitzicht op de haven. Wie is de kunstenaar achter dit voor veel mensen toch omstreden ontwerp?

In maart, net terug uit Boston waar zijn tentoonstelling The Secret Language of Flowers werd geopend, zit Jean-Michel Othoniel (51) een dagje gesponsord in het DoubleTree hotel naast Centraal om de plannen voor het aanstaande aidsmonument door te nemen. Er moet nog veel gebeuren en het project loopt tegen kleine onvoorziene situaties op. Zoals de Havendienst die bezwaar heeft tegen de rode kralen in het telraam met licht erachter, omdat deze kunnen worden opgevat als het havenlicht voor bakboord. Op tafel liggen ontwerpschema’s. Othoniel, een charmante, bescheiden man, is in gesprek met twee projectmanagers. Scherp gefocust. Buiten is het grijs, de mist heeft plaatsgemaakt voor miezerregen. Koffie!

Afwijkingen

Wie de moeite neemt om Othoniel te googelen valt van de ene verbazing in de andere. Al zo’n twintig jaar is zijn basismateriaal uitbundig gekleurde, in Venetië met de hand geblazen bollen van Murano glas. De bollen hebben allemaal kleine afwijkingen. Perfectie van het imperfecte. Kralenkettingen, of bouwsels van kralen, aan elkaar geregen in sierlijke vormen.

Als je ooit in Parijs bent, kun je door het werk van Othoniel heenlopen. Hartje centrum, metrostation Palais Royal – Musée du Louvre uitgang Place Colette, heeft Othoniel de toegang tot het metrostation ontworpen. Boven de ingang dragen twee koepels gemaakt van een aluminium skelet, gekleurde glazen bollen. Le Kiosque des Noctambules is een sprookje waar je ingetrokken wordt, terwijl je nietsvermoedend op weg bent naar je werk, of als toerist de roemrijke hoofdstad van Frankrijk wilt bezoeken. De glazen bollen vangen het licht, breken het op in kleur en geven hun betovering door aan het netvlies van de toevallige passant.

Watertheater

Vanaf het Palais Royal en het Louvre is het maar twintig kilometer en een ferme gedachtesprong in Frankrijks geschiedenis naar Versailles, het paleis dat Lodewijk XIV liet bouwen om maar niet in Parijs te hoeven wonen en zijn absolute macht te bevestigen.

Eén van de tuinen van het paleiscomplex, Le Bosquet du Théâtre d’Eau, was er begin deze eeuw zo slecht aan toe, dat besloten werd tot een internationale wedstrijd om de tuin nieuw leven in te blazen. Bevriende architect Louis Benech vroeg Othoniel samen een plan in te dienen. Ze wonnen. In het moderne ontwerp van ‘het bosje met het watertheater’ laat Othoniel Lodewijk XIV herleven door de danspassen van de koning boven de waterpartijen na te bootsen in strengen van glazen bollen, aan de binnenkant voorzien van bladgoud.

Othoniel was min of meer per ongeluk een origineel partituur tegengekomen van een stuk muziek waar de danspassen van de koning in sierlijke lijnen waren aangegeven zodat de koning voor zijn rol als Apollo wist waar hij zijn voeten moest zetten. De tuin is vanaf mei dit jaar geopend voor publiek.

Cijfers

En nu dus Aidsmonument Amsterdam. Othoniel vertelt dat hij zijn inspiratie heeft gehaald uit de cijfers rondom hiv en aids. Het viel hem op hoe vrijwel alles wordt geteld als het over dit onderwerp gaat. Het aantal doden, het aantal levenden met hiv, het aantal CD4-cellen, de viral load. Dat besef leidde bij hem bijna als vanzelfsprekend naar een telraam. Een nostalgisch stuk speelgoed dat veel mensen niet de jongeren uit zijn of haar jeugd kennen. Voor hemzelf ook een herinnering aan zijn onbezorgde jeugd, die wreed werd verbroken door de komst van aids in de beginjaren ‘80. Hij was 18 toen aids een naam kreeg in 1982. Othoniel, die in het liberale milieu van Frankrijk in de jaren ‘70 zonder problemen als homo uit de kast was gekomen, verloor niet alleen één van zijn grote eerste liefdes aan aids, maar ook een aanzienlijk deel van zijn vriendenkring.

Vanzelfsprekend zijn deze levensbepalende ervaringen in zijn kunst terug te vinden. Zo is het afwezige lichaam een motief dat steeds weer terugkomt. Zij het in de kralenkettingen, in de danspassen van de koning of, in het geval van het aidsmonument, het tellen van de slachtoffers. Het idee is om elk jaar de kralen op het telraam te verschuiven zodat bijvoorbeeld het aantal jaren sinds de combinatietherapie geteld kan worden, of het aantal mensen dat genezen is. Zo gaat het monument niet alleen over verlies, maar ook over winst. Wat dat betreft kan het monument een letterlijk teken van zijn tijd blijven.

Wat opvalt aan de kunst van Othoniel is dat het vooral ook heel mooi is met al die gekleurde glazen bollen. Zijn werken zijn als grote juwelen. Alsof hij je wil verleiden met schoonheid om je vervolgens mee te slepen naar diepere lagen in je bewustzijn. ‘Schoonheid in de kunst is een beetje taboe in het Westen,’ zegt hij daarover, ‘terwijl schoonheid, troost en hoop zo ontzettend nodig zijn in onze wereld. In Azië snappen de mensen vanuit de boeddhistische cultuur makkelijker de band die schoonheid met spiritualiteit heeft.’

Inspiratie

Vooral zijn goede vriend en collega kunstenaar Félix González-Torres heeft hem bewust gemaakt van de kracht die schoonheid kan hebben als je kunst gaat over pijn, lijden, rouw en gemis. Deze maakte aantrekkelijke minimalistische installaties en sculpturen, en heeft daarmee een hele generatie kunstenaars beïnvloed.

Een werk van hem is bijvoorbeeld een berg in felgekleurd cellofaan verpakte snoepjes in de hoek van een ruimte, waarbij het publiek de snoepjes mocht meenemen, zodat het kunstwerk langzaam in massa en van vorm veranderde.

Een ander werk van González-Torres is de foto van het onopgemaakte bed waar zijn vriend net in was overleden aan aids, en die als billboard op 24 plekken in New York te zien was in 1991. Hij overleed zelf in 1996, ook aan de gevolgen van aids.

Het jaar daarop besloot Othoniel, samen met bevriende kunstenaars een hommage aan hun overleden vriend te maken tijdens de Gay Pride in Parijs. Othoniel deelde duizend halskettingen gemaakt van kleine rode glazen kralen uit aan het publiek. Duizend keer een beetje troost en hoop.

Terug in Amsterdam waar de lunch wordt binnengedragen. Zo dadelijk gaat Othoniel kijken op de plek waar zijn telraam komt te staan. Hij is lyrisch over de locatie met het weidse uitzicht over het IJ. Dat het een plek is waar veel mensen dagelijks langskomen maakt de ligging alleen maar meer geschikt voor dit monument. Zo blijft het verhaal van hiv en aids levend. Othoniel bekent dat hij zeer gecharmeerd is van Amsterdam. Het is een stad waar hij sinds zijn pubertijd steeds weer terugkomt om te genieten van de speciale sfeer en de hartelijkheid van haar inwoners. Vanaf dit jaar wordt zijn werk een stukje Amsterdam. En daar is hij best trots op.

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #11

Tekst Gerrit Jan Wielinga Fotografie Caroline Bijl

Leave A Reply