Stichting Roze in Wit wil de zichtbaarheid van LHBTQ+-ers in de zorgsector vergroten. Volgens bestuurslid René de Vries is er nog een wereld te winnen. “Een regenboogvlaggetje in de wachtkamer kan al het verschil maken.”
In mei 2016 reisden een drietal Nederlandse longartsen naar een medisch congres in de Verenigde Staten. Daar viel hen gelijk iets op. Aanwezige artsen droegen niet alleen een badge met hun medisch specialisme erop vermeld, maar ook een badge waarmee ze konden aangeven of ze LHBTQ+ of een ‘ally’ (bondgenoot) waren. Voor de longartsen, allen zelf lid van de regenboog-community, een openbaring. Het was een duidelijk statement in een wereld waar menig LHBTQ+-arts én patiënt er niet altijd gerust op is écht gezien te worden. Het was tegelijkertijd een moment van realisatie dat deze zichtbaarheid in de medische wereld in Nederland nog te wensen overliet. Tijd om in actie te komen. Het zaadje voor Roze in Wit was geplant.
Niet de eerste
Twee jaar later werd de stichting Roze in Wit officieel opgericht, met als doel de LHBTQ+-zichtbaarheid in de zorgsector te vergroten. René de Vries, algemeen bestuurslid, benadrukt dat de stichting zeker niet de eerste is die werkt aan zichtbaarheid. “In de jaren tachtig had je al de stichting Homogroepen Gezondheidszorg Nederland, die ook aandacht vroeg voor de aidsepidemie. Hiv werd toen nog gezien als een homoziekte, een vieze ziekte, en veel patiënten kregen daardoor ook niet de zorg die ze verdienden. En je had natuurlijk ook nog Schorer, dat hierop voortborduurde.”
In de afgelopen dertig jaar zijn er gelukkig al grote stappen gezet om de zichtbaarheid en acceptatie van LHBTQ+-ers in de zorgsector te vergroten, maar volgens De Vries is er nog genoeg te doen en te verbeteren. “Juist de jongere generatie artsen hoor ik zeggen: ‘Wij zijn absoluut niet homofoob, dus waarom zijn jullie dan nog nodig?’ Maar sommigen snappen niet dat als je als arts niet expliciet uitstraalt dat je okay bent met LHBTQ+-patiënten, dat alsnog een drempel kan opleveren om medische zorg te zoeken. En daarnaast hoor je ‘grapjes’ als ‘doe niet zo gay’ nogal eens voorbijkomen. Voor jou als heteroseksuele arts wellicht een onschuldige opmerking, maar je homoseksuele collega kan zich daardoor minder thuis gaan voelen op de werkvloer.” Roze in Wit richt zich dus ook zeker niet alleen op LHBTQ+-patiënten, maar ook op LHBTQ+-medici. “Uit Brits onderzoek blijkt dat 70% van de artsen enige vorm van intimidatie of discriminatie heeft ervaren in de afgelopen twee jaar. Dus ook om die reden moet je er alles aan willen doen om een veilige werkplek te creëren.”
Niet altijd onwil
Waar Roze in Wit echter vooral druk mee is, is ervoor zorgen dat LHBT+-patiënten zich gehoord en geaccepteerd voelen. “Regelmatig nemen mensen contact met ons op omdat ze een nieuwe huisarts zoeken. Dan blijkt bijvoorbeeld dat de oude huisarts geen begrip kan opbrengen voor een kinderwens van een homoseksueel stel, of grensoverschrijdende vragen stelt aan transgender personen. Zeker als het gaat om trans personen zien we nogal eens onbegrip of een gebrek aan kennis.” Dat is niet altijd onwil. “Het zorgsysteem is een systeem dat er lang over doet om zich aan te passen aan een nieuwe realiteit. Zo wordt in het elektronisch patiëntendossier het geslacht van een patiënt vermeld, maar wordt er niet verduidelijkt of dat het geboortegeslacht is of het geslacht waar een patiënt zich mee identificeert. Dan kan het dus gebeuren dat je als goedbedoelende arts “Mevrouw Jansen!’ roept in de wachtkamer, maar dat het meneer Jansen blijkt te zijn. In de relatie met je patiënt sta je dan gelijk met 2-0 achter, en jaag je misschien zelfs de patiënt de wachtkamer uit. Tegelijkertijd is het ook gewoon zo dat er te weinig aandacht aan trans personen wordt besteed in medische opleidingen. Dan gaat het al om iets als hoe je correct voornaamwoorden gebruikt en hoe je op een sensitieve manier een gesprek kunt voeren over in transitie gaan of over medische problemen gerelateerd aan genderidentiteit of seksualiteit.”
Homoseksuele steward
Om het mogelijke onbegrip en gebrek aan kennis tegen te gaan, organiseert Roze in Wit lezingen en werkgroepen. Dat was de afgelopen jaren helaas geen makkelijke opgave. De corona-pandemie gooide roet in het eten. Daarnaast zijn vooral specialisten vaak moeilijk te bereiken. Op hun congressen is er weinig ruimte voor thema’s die niet direct met het specialisme te maken hebben. “Daarom richten we ons momenteel op het universitaire onderwijs, om alle artsen aan het begin van hun carrière te bereiken. We zien dat bepaalde stigma’s over LHBTQ+-ers daar nog regelmatig voorbijkomen. Als het gaat om hiv wordt nog altijd het stereotyperende voorbeeld gebruikt van de homoseksuele steward. Maar als het om een casus gaat waarbij een stel voor iets alledaags op de eerste hulp verschijnt, dan gaat het bijna altijd over een heteroseksueel stel. Voor een betere zichtbaarheid is het belangrijk dat je LHBTQ+-ers in allerlei soorten patiënten-casussen terug laat komen, en hen dus niet alleen stereotyperend koppelt aan specifieke ziektes.”
Meer bekend
In 2018 stelde Roze in Wit een verklaring op voor LHBTQ+-vriendelijke artsen. Artsen die het statement ondertekenen, verklaren daarmee dat zij openstaan voor diversiteit en een LHBTQ+-vriendelijke en veilige omgeving willen creëren in hun ziekenhuis of praktijk. Ruim 700 artsen hebben sindsdien hun naam onder de verklaring laten zetten. De Vries ziet ook dat steeds meer medici bekend zijn met Roze in Wit. Dat zorgt er ook voor dat artsen de stichting steeds vaker benaderen met medische vragen die betrekking hebben op LHBT+-ers, bijvoorbeeld met vragen over PrEP. “In principe verwijzen wij de arts dan altijd door naar een organisatie met de juiste expertise, zoals PrEPnu. Je ziet bij dit soort vragen vaak dat er nog altijd flink wat misconcepties over hiv en PrEP bestaan. Zo was er een huisarts die dacht dat het slikken van PrEP betekent dat je hiv-positief bent, terwijl PrEP juist een preventief middel is. Je hebt ook artsen die zich heel veel zorgen maken over de kans dat zij per ongeluk hiv krijgen als ze bloed prikken bij een patiënt met hiv die onder behandeling staat, terwijl die kans in de praktijk dus zeer klein is. Niet meetbaar = niet overdraagbaar, n=n, is nog vrij onbekend.”
Regenboogvlaggetje
De Vries hoopt dat Roze in Wit uiteindelijk in elke hoek van Nederland toenemende zichtbaarheid en normalisatie van LHBTQ+-ers bereikt. Om dat voor elkaar te krijgen, is de stichting bezig met het opzetten van een ambassadeursprogramma. “We gaan werken met ambassadeurs, omdat we als klein bestuur sowieso te druk zijn om overal zelf aan de slag te gaan. Maar wat nog belangrijker is, is dat elk ziekenhuis en elke praktijk een andere cultuur kan hebben. Lokale ambassadeurs weten dan natuurlijk veel beter wat er dan moet gebeuren of veranderen, en hoe.” Die veranderingen kunnen soms al in de kleinste dingen zitten. “Een kort gesprek in de koffiepauze over je ambassadeurschap voor Roze in Wit kan al iets in gang zetten. Een beetje meer bewustzijn, een klein regenboogvlaggetje dat op de deurpost wordt geplakt: het voelt klein, maar kan voor die ene LHBTQ+-patiënt echt het verschil maken.”
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #39.
Tekst Rick Meulensteen Fotografie Taco Smit