Samantha de Graaf (35) en Kees de Jong (62) werken als verpleegkundigen bij het cohort. Samantha inmiddels al zo’n zeven en Kees vier jaar.
Wat hebben jullie hiervoor gedaan?
Kees: “Ik heb tien jaar gewerkt op de aidsafdeling van het Slotervaart-ziekenhuis in Amsterdam; tot 1996. Het was een heftige tijd en ik was nog heel jong. Ik ging ’s avonds gewoon naar de kroeg. Ik sloot me zo af van het werk en liet de heftigheid niet toe. In 2001 begon ik bij de soa-poli van de GGD, toen nog aan de Groenburgwal.”
Samantha: “Hiervoor was ik anderhalf jaar wijkverpleegkundige en ik heb kort in een verpleeghuis gewerkt. Nu ben ik werkzaam voor zowel het cohort als Centrum Seksuele Gezondheid Amsterdam (CSGA) van de GGD.”
Wat doen jullie bij het cohort?
K.: “We hebben zo’n 680 actieve deelnemers en die komen elk half jaar langs. Wij zorgen dat ze de vragenlijst hebben ingevuld, nemen bloed af en doen een soa-test. Een consult duurt een half uur, drie kwartier. Zo’n gesprek gaat vaak over seks, maar vaak ook over andere dingen.”
S.: “We zien deelnemers het hele jaar door. De soa-test ieder half jaar is voor hen vaak een stok achter de deur, en ze dragen hun steentje bij aan wetenschappelijk onderzoek. We zijn met een klein team. Naast ons is er nog een andere verpleegkundige en we hebben een cohort-arts. Voor veel mensen is die kleinschaligheid juist prettig.”
De deelnemers zijn mannen die seks hebben met mannen?
K.: “Sommige mannen hebben ook seks met vrouwen.”
Geen trans mannen?
S.: “Wel als je tijdens je deelname van man naar vrouw gaat, maar geen trans mannen. Je moet wel als man geboren zijn.’’
K.: “Het cohort richt zich vanaf het begin op cis mannen die seks hebben met mannen. De doelgroep moet je na 40 jaar niet veranderen.”
Wat vinden jullie leuk aan het werk?
S.: “Voor mij is dat het persoonlijk contact. Omdat je de deelnemers regelmatig ziet, bouw je met de meesten wel een band op. Dat is anders met de cliënten op het CSGA, die je meestal maar eenmalig ziet.”
K.: “Toen ik nog op de poli werkte, heb ik veel gewerkt met homomannen. Zo deed ik outreachend werk in kroegen en sauna’s. Ik heb ook de eerste Amsterdamse PrEP-studie begeleid. Ik voel me als homoman verbonden met mijn doelgroep. Wat ook meespeelt, is dat het werken bij het cohort geen acute zorg is. Het is vrij relaxed werk, waar je soms ook praat over wat iemand gaat doen met vakantie of tijdens Pride.”
Krijgen deelnemers altijd dezelfde vragenlijst om in te vullen?
S.: “Het verandert elk half jaar wel iets, maar in principe blijven veel vragen hetzelfde, bijvoorbeeld over condoomgebruik of ervaringen met drugs. Sommige thema’s gaan er na een tijdje weer uit en dan komen er weer nieuwe bij, zodat we de nuttigste informatie verzamelen. Zo vragen we de deelnemers nu ook of zij ervaring hebben met het gebruik van doxy-PEP, het preventief antibiotica tegen bepaalde soa.”
K.: “Soms passen we vragen ook aan na feedback van deelnemers. Vroeger vroegen we bijvoorbeeld of iemand drugs gebruikte en als iemand dan ‘nee’ invulde, kreeg hij daarna toch nog vragen over specifieke drugs. Dat is toen aangepast.”
Jullie hebben te maken met mannen met verschillende sekspraktijken. Hoe houden jullie je eigen moraliteit erbuiten?
K.: “We zijn allemaal getraind in motiverende gespreksvoering. Dit is een communicatiestijl die gericht is op verandering. Het gaat om het naar boven brengen van iemands ambivalentie. Wat wil iemand wel of niet met betrekking tot zijn gezondheid? Bijvoorbeeld: wil iemand met condoom vrijen of niet, of drugs blijven gebruiken of niet? Het gaat er dan met name om de positieve doelen te versterken. Je hebt dus een positief gesprek over verandering. Dat doe je door als verpleegkundige niet veroordelend te zijn. De deelnemer staat hierbij centraal, die bepaalt zijn eigen leven en gezondheidskeuzes. We geven ook geen ongevraagd advies, en laten onze eigen mening erbuiten.”
S.: “We proberen een zo veilig mogelijke sfeer te creëren, want we willen dat mensen zich op hun gemak voelen bij de GGD en dat ze bij de studie blijven. Wat we niet willen, is met de vinger te wijzen, wat vroeger soms weleens gebeurde, volgens de deelnemers die al lange tijd meelopen.”
Hoe motiveren jullie deelnemers?
S.: “Veel mannen blijven lang bij ons. Sommigen zelfs al veertig jaar. Soms krijgen we van deelnemers die in een monogame relatie zitten te horen dat ze vinden dat ze niet meer interessant voor ons zijn. Dan zeggen we altijd: ‘Het maakt niet uit hoe je seksleven eruitziet, ook het feit dat je nu monogaam bent, is goed voor de balans in de studie.”
K: “Het moet geen moetje worden. Ze moeten zich vooral zichzelf motiveren.”
Zitten er ook mannen met hiv bij het cohort?
K.: “Er zitten een stuk of 40 mannen met hiv in het cohort. Die zijn als hiv-negatieve mannen hier gekomen en kregen gaandeweg hiv.’
S.: “Vroeger moest je dan uit het cohort, maar dat was een tijd geleden. Het consult is hetzelfde als bij mannen die geen hiv hebben, maar je komt dan wel in een andere studie terecht.”
Hoe gaan jullie om met ‘slecht-nieuws’-gesprekken, als iemand hiv blijkt te hebben?
K.: “Toen ik nog op de soa-poli werkte, had ik dit soort gesprekken regelmatig. In de vier jaar dat ik nu bij het cohort werk, heb ik echter heel weinig mannen een hiv-positieve uitslag moeten mededelen. Dit komt omdat meer mannen PrEP gebruiken om hiv te voorkomen en mensen met hiv het virus niet kunnen overdragen dankzij een effectieve behandeling.”
Welke trends zien jullie in het seksueel gedrag van mannen?
K.: “Ik denk dat het gedrag niet echt verandert. Er is wel meer aandacht voor bepaalde onderwerpen, zoals druggebruik tijdens seks. Maar ik denk dat drugs van alle tijden is. Vroeger waren het alleen andere drugs dan nu.”
Hoe koppelen jullie de onderzoeksresultaten terug naar deelnemers?
S.: “Dit doen we door middel van een nieuwsbrief en deelnemersbijeenkomsten. In oktober is de volgende bijeenkomst, die in het teken zal staan van ons 40-jarig bestaan. Het zal dan gaan over de geschiedenis van het cohort, mét een feest erbij, natuurlijk!”
Jullie zoeken nieuwe deelnemers?
K.: “Dat klopt! Het gaat dan wel om hiv-negatieve mannen, liefst onder de 30. We willen ook meer verschillende soorten mannen, bijvoorbeeld meer praktisch opgeleide mannen.”
S.: “Ons doel is om een cohort te hebben van 750 mannen zonder hiv. Omdat we al zolang bestaan, stijgt de gemiddelde leeftijd van deelnemers ook. Maar eigenlijk willen we van iedere leeftijdscategorie eenzelfde aantal deelnemers.”
Er komen steeds minder nieuwe hiv-infecties bij. Hoe lang gaat het cohort volgens jullie nog door?
S.: “Er komen nog steeds weer nieuwe onderwerpen bij. Tijdens Covid hebben we onderzoek gedaan naar onder andere antistoffen. Daarna kregen we MPox. Maar hoelang het cohort nog blijft bestaan? Ik hoop heel lang.”
K.: “Ik ook!”
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #48.
Tekst Leo Schenk Beeld Vivian Keulards.