Neurodivers

0

“Waarom wil je dat weten?”, bitste mijn collega mij toe. Het was eigenlijk geen vraag, maar een stelling, die duidelijk impliceerde: ‘dat hoef je helemaal niet te weten’. Ook een fysieke stelling trouwens, zo eentje die je in een oorlog moet zien te overwinnen. “Dat moet ik weten om mijn werk te kunnen doen”, antwoordde ik toch maar op haar niet-vraag. Ik moest als eindverantwoordelijke immers weten hoe het team werkte, en onze meta-communicatie bespreken leek me niet productief. “Het loopt prima, dus dat ga ik niet allemaal uitleggen”, was haar repliek, terwijl ze definitief de poort sloot. Ik besefte dat ik de discussie ook maar moest sluiten. Ik vroeg me wel af waarom mijn vragen, die ik alleen maar stelde om te snappen hoe het werkte, zoveel weerstand opriepen.

Hoe ik er uiteindelijk wel achter ben gekomen, doet er eigenlijk niet toe. Dit was jaren geleden, maar ik moest er weer aan denken toen ik onlangs het compliment kreeg dat ik zo goed een probleem kan blootleggen en oplossen, omdat ik zo goed doorvraag. Dat dat echt een kwaliteit is. Leuk natuurlijk, maar het is geen verdienste. Voor mij is het een vereiste: ik kan gewoon niet functioneren als ik niet helemaal snap hoe het zit. Of dat irritant is of gewaardeerd wordt, verandert daar niets aan. Hoewel een vriendin me vertelde dat ik volgens haar neurodivergent ben. Jeetje, is zo’n labeltje echt nodig? Iedereen heeft wel een afwijking, toch?

Dat was ook mijn reactie toen ik las dat Erik Jan Harmens, dichter en schrijver voor onder andere NRC, op zijn 49e de diagnose autisme kreeg. Ook hij kreeg vaak te horen dat “iedereen die je op de divan van de psycholoog legt wel iets blijkt te mankeren”. Hij deed volgens anderen soms wat vreemd of moeilijk, maar functioneerde toch aardig? Dus autisme? Voor hem was het label een opluchting, een erkenning dat de moeilijkheden die hij jarenlang ervaarde geen aanstellerij zijn. Ook kon hij rekenen op meer begrip van anderen, die door zo’n label beter weten hoe ermee om te gaan. Net als hijzelf trouwens.

Het thema neurodiversiteit kreeg nog een paar aanjagers. Zo las ik dat de Vlaardingse Rajacenna niet alleen fotorealistische tekeningen kan maken, maar dat ze er vier tegelijkertijd kan maken, met beide handen én voeten. Wat een uitzonderlijk talent! Niet normaal natuurlijk, maar niemand vindt het een probleem. Je hoeft er immers geen rekening mee te houden. Al hoop ik dat er met haar autisme, dat in een bijzin werd genoemd, wel rekening wordt gehouden.

En tijdens een vergadering vertelde een collega dat hij meer aandacht wilde voor neurodiversiteit. Ten eerste moeten alle misvattingen over zijn fikse ADHD de wereld maar eens uit. Daarnaast pleitte hij ervoor dat er meer rekening wordt gehouden met hem en anderen wiens hoofd nu eenmaal anders werkt, oftewel: neurodivergent zijn. Want veel systemen, werkwijzen en planningen waarmee we werken zijn voor hen niet te doen. Hun uitzonderlijke kwaliteiten, zoals hun creativiteit en associatieve geest, analytisch vermogen, gevoeligheid, en nog veel meer worden daardoor beknot. Dus ook voor een organisatie is het beter als er voor hen meer begrip en aanpassingen voor komen.

Dat begrijp ik volkomen. Een diagnose is nuttig, zoals uit Harmens’ verhaal bleek. Maar Harmens heeft er lang op moeten wachten en sommigen krijgen die nooit. Ik denk dat er een groter probleem is: wie bepaalt eigenlijk de norm waarbinnen ‘gewone’ mensen moéten functioneren? Want die is vaak veel te smal en dwingend gemaakt in een wereld die tegelijkertijd complexer en sneller is geworden.

Ook jouw gevoeligheid voor het één en behoefte aan het ander, jouw ‘afwijking’, kan horen bij een kwaliteit. Die dan eigenlijk net zo goed een afwijking is. Zoals mijn analytisch vermogen betekent dat ik heel veel opmerk en, voor sommigen irritant, doorvraag. Of dat het voor je vriendin, die iedereen altijd perfect aanvoelt, betekent dat jouw verjaardagsfeestje misschien te druk, te veel aanvoelen is. Begrip voor iemands behoeften is nooit verkeerd, zonder of met diagnose. En al heb je die wel: je wilt niet altijd je gevoeligheden, angsten of aandoeningen met anderen delen. Zeker niet als er nog zoveel kennis mist, en dat zoveel onbegrip oproept. En zelfs dan moet je met vooroordelen, stigma en discriminatie weten om te gaan: ook een kwaliteit waar je trots op mag zijn!

Ik heb mijn vriendin trouwens nooit gevraagd op welke manier ik dan neurodivergent ben. Ik ben er wel nieuwsgierig naar. Misschien moet ik dat nog eens doen. Maar misschien ook niet: zoals ik er nu tegenaan kijk zijn we allemaal afwijkend, allemaal bijzonder. En moeten we die begrippen nu eens als synoniemen gaan zien.

Deze column verscheen eerder in hello gorgeous #43.

Tekst Bas Timmermans Illustratie Karina Grens

Leave A Reply