Mijn travestie

0

Van het rondparaderen in de jurken van zijn moeder tot de creaties van drag queens Anja van Dijk en Axa Rod… Gerrit Jan Wielinga schrijft over zijn travestie.

Het begon zo onschuldig. Neuzend tussen de kleren van mijn moeder vond ik verschillende opwindende jurken, die ik absoluut moest uitproberen. Mijn moeder had gevoel voor stijl en een abonnement op de Burda. Ze maakte haar outfits allemaal zelf en bewaarde al haar creaties op zolder. Ook had ze een flinke collectie schoenen die me natuurlijk niet pasten, maar die ik toch aantrok. Ik was een jaar of vijf en paradeerde rond in haar kleren. Ze leek het goed te vinden. Er was een bonte middag, georganiseerd door de zondagsschool van de Gereformeerde Kerk. Samen met een vriend trad ik op als ABBA. Hij had een blonde pruik, dus hij was Agneta. Ik droeg de verlovingsjurk van mijn moeder, op een verstandige kittenhak. We deden SOS, met dansje en al, en volgens mij waren we een succes, alhoewel je dat nooit zeker wist in de gereformeerde kringen van ons Friese boerendorp. “You made me feel alive, but something died, I fear”. Na ons was de uitslag van de loterij.

Foto Jan Gort

De kunstacademie van Utrecht vierde feest en ik had me de feestcommissie ingeluld. Het was 1990. Als een lofzang op het vergane decennium besloten we de Jock Ewing Memorial Party te organiseren, met modderworstelen en een natte-t-shirt-competitie. Dat vatte voor ons de jaren tachtig samen. Gehaaid duwde ik mezelf naar voren en zei dat ik de avond wilde presenteren als Sue Ellen, de tragische alcoholische heldin van Dallas. Iedereen vond het een goed plan. Ik naaide drie verschillende galajurken voor de avond. Een gele met asymmetrische hals afgezet met veren van een boa die ik had gejat van een transvrouw die woonde op de Europalaan een zwart-wit gestreept geval met zeemeerminnenstaart en diamanten, en een lichtgevend zeegroen badpak met daaroverheen een zeer ingewikkelde crinoline, met frivole tule eruit stekend. Die laatste jurk was wellicht iets te artistiek voor degene die ik ging uitbeelden die avond. Zelfverzekerd in geel, met op het laatste moment een extra hoge split in de jurk gescheurd zodat mijn in netpanty gestoken been goed zichtbaar was, kwam ik het podium op met extra lodderig opgemaakte ogen en de pruik gestyled in een lage naar binnenvallende bob. De zaal viel stil en ik rinkelde een paar keer met de ijsblokjes in mijn whiskyglas. “Hi, I am Sue Ellen”, zei ik schor, verlegen maar doortastend in de felle schijnwerpers. Het gejuich was oorverdovend. Later die avond werd ik versierd door een Zwitserse schilder die mijn travestie geil vond.

“Gehaaid duwde ik mezelf naar voren en zei dat ik de avond wilde presenteren als Sue Ellen, de tragische alcoholische heldin van Dallas”

Via Nicolas Carter, die als Nicky Nicole te veel werk aangeboden kreeg, werd ik aangenomen als ‘Travadiva’ bij Arcade, een platenmaatschappij die als pr voor hun cd-serie ‘Houseparty on Tour‘ dáádwerkelijk een houseparty on tour organiseerde. Met een dj, een lightjockey, zes dansers en ik gingen we alle disco’s van Nederland af. Soms wel drie of vier disco’s in een weekend. Mijn rol was dan om condooms en vuurwerksterretjes uit te delen en diva-achtig te zijn op een podium. Dat kon ik wel. In het dansteam zaten twee jaloerse Molukkers die vonden dat zij eigenlijk de hoofdtravestieten moesten zijn in plaats van dansers met moeilijk haar in een legging. Vals speelden ze passief-agressieve poezen. Ik begreep dat ik om mijn geloofwaardigheid te behouden bij de organisatie, een duidelijk statement moest maken. Ik schoor mijn haar af en maakte een aantal absurd ruige en bizarre outfits. Veel leer en veel conceptuele kitsch; zo droeg ik bijvoorbeeld een fluorescerend geel afdruiprek als masker en had ik een zwartleren rijbroek, met van die SS-flappen. De stoere, artistieke methode sorteerde effect en vanaf dat moment kreeg ik zelfs coke aangeboden. Een teken dat ik geaccepteerd was.

Foto Henri Blommers

Zo stampte ik op steeds hogere hakken en in steeds absurdistischer outfits door Neerlands plattelandsdiscotheken. De meeste bezoekers van deze disco’s leefden nog in de rockjaren en voor hen was house iets nieuws. Ook hadden ze nog nooit een travestiet van dichtbij meegemaakt. Ik stelde me open en vriendelijk op naar de mensen, met een sarcastische ondertoon. De gratis condooms smeet ik naar de mensen waarvan ik dacht dat die ze wel nodig zouden hebben en als het Carmina Burana weer speelde, deelde ik schijnheilig de vuurwerksterretjes uit. Als mensen te dichtbij kwamen, bijvoorbeeld als ze grepen naar mijn neptieten of mijn pruik, begon ik als een psychopaat te schreeuwen. Meestal hielp dat. Als niet, dan kreeg de grijper een hengst in zijn gezicht. Vreemd genoeg ben ik nooit op mijn agressieve gedrag aangesproken. Waarschijnlijk dacht men dat het bij mijn act hoorde, of men was doodsbang voor me, dat kan ook. Eén avond, ergens in Brabant, stond ik op het podium een kruising tussen Fred Astaire en Marlene Dietrich uit te beelden. Het publiek scandeerde “homo, homo, homo”. Zo luid dat het de muziek overstemde. De dj zette de plaat uit en keek of ik nog okay was. Ik haalde mijn schouders op en wierp vervolgens mijn armen in de lucht en sprong op het ritme van het scanderende publiek. De nacht ging verder zonder noemenswaardige problemen.

“Ik stelde me open en vriendelijk op naar de mensen, met een sarcastische ondertoon”

Omdat het voor de platenmaatschappij financieel en logistiek handiger was, kwam ik in dienst bij de artiestenbegeleiding van de dansers. Die artiestenbegeleiding organiseerde ook haar eigen feesten en handelde in xtc. Het bedrijfje heette Pantera (met ordinair panterlogo) en de leiding woonde in de Haagse Schilderwijk, nauwlettend in de gaten gehouden door mannen in donkerblauwe auto’s. Ik was nog nooit in contact geweest met semi-criminelen en keek mijn ogen uit. Ik noemde het bedrijf steevast Pandora, naar de doos van. Ondertussen maakte ik een switch van Utrecht naar Amsterdam, waar ik verder ging studeren op de kunstacademie. In de zomer van 1992 had je de opkomst van het genre gabberhouse, een muzieksoort die vooral in de smaak viel bij witte jongens uit achterstandswijken, die met kaalgeschoren koppen in trainingspakken hoog verhit op de speed ‘uit hun plaat’ gingen. Pandora had geregeld dat zij artiesten zouden boeken voor het hart van de gabberhouse, een discotheek in een oude villa in een park in Rotterdam. De dj’s van Villa Parkzicht snapten dat het slecht over zou komen als er beelden van deze jonge mannen op TV zouden komen terwijl ze en masse “joden, joden, joden” zouden scanderen. In plaats daarvan werd “hakken, hakken, hakken” ingevoerd. Ironisch genoeg had ik die zomer mijn hakken ingewisseld voor rolschaatsen, en had ik een nóg conceptuelere vorm van travestie bedacht: ontzettend veel make-up, geen pruik en alleen fluorescerende minimale lappen stretch-stof. Meestal plakte ik diamanten of spikes op mijn geschoren hoofd. Zo kachelde ik die zomer elk weekend op wielen door de met trappen vergeven Rotterdamse discovilla met opgeschoten hangjongeren.

Foto Henri Blommers

Ondertussen probeerde ik mijn thuis te vinden in het Amsterdamse. Dat was toch iets ingewikkelder dan ik dacht. Het leek me leuk om een bijbaan te hebben in de Cockring, een populair discotheekje met darkroom in de Warmoesstraat. Toevallig hadden ze nog een barman nodig. De school was ook weer begonnen, maar ik had moeite om huisvesting te vinden. Eerst had ik een kamertje bij een louche huisjesmelker, om vervolgens op huizen van vrienden te passen. Toen was er een jongen die verliefd op me was en me eindeloos achtervolgde. Ik had een plek nodig en hij nodigde me uit om bij hem te gaan wonen. Dat was geen succes. Hij bleek verslaafd aan allerlei middelen en zijn huis was volledig uitgewoond. Eind november ging hij voor een paar maanden naar India ‘om zaken te doen’ en liet mij achter met een Italiaanse junk en onbetaalde rekeningen. Zat ik daar in het donker zonder verwarming. Ondertussen drong mijn toenmalige huisarts aan op een hiv-test. Die kwam terug met een dubieus resultaat, dus ik weer naar de prikbalie voor nog een test. Die verdween in de post. Na nóg een test kreeg ik eindelijk, na zes weken onzekerheid, mijn positieve uitslag. In diezelfde week werd ik door Pandora gebeld. Ik was ‘ontdekt’. Een producerskoppel had mijn travestie gezien en ze wilden graag dat ik het gezicht werd van hun popband Wax Attack. En zo stond ik op een koude donderdagavond in een studio in Bussum op te treden voor het popprogramma Countdown. Op de hoogste hak die ik kon vinden, met een glimmende zwarte lycra jurk aan en een munitiegordel hangend aan mijn schouder. Geen pruik, maar wel twee 45-toeren-plaatjes om mijn oren. Travestie in Amsterdam was echt iets anders dan travestie in de provincie, ontdekte ik. In de hoofdstad werd ik niet aangestaard, maar vonden mensen het cool mij te kennen.  Vóór elke act opkwam werd het publiek opgejaagd om luid te juichen. Ik kwam op en het publiek viel stil. Met open mond stond een roedel nette Gooise meisjes in de laatste mode naar het podium te kijken, terwijl ik mijn act twee keer afdraaide zodat de camera’s genoeg beeld hadden verzameld. Neneh Cherry stond in de coulissen. Zij was de volgende in dit spektakel.

“Travestie in Amsterdam was echt iets anders dan travestie in de provincie, ontdekte ik”

De single was geen doorslaand succes. Ik trad er nog een keer mee op in de RoXY, en dat was dat. Voor de volgende single moest er een meisje bij, want er zat een sample van een meisjesstem in de song. Zelf vond ik het een slecht idee om als travestiet met een echte vrouw naast me op te treden, dus stelde ik voor om als man verder te gaan in de band. Dat vond iedereen goed. Dat nummer kwam wel in de Top 40, dus hebben we die zomer veel opgetreden. Ondertussen moest ik me redden met mijn positieve uitslag. Ik besloot te stoppen met mijn studie. Omdat ik geen vast woonadres had, was mijn leven sowieso een beetje chaotisch geworden. Ik woonde drie maanden anti-kraak in Den Haag en toen kwam er een appartementje vrij bij het Weesperplein. Ineens had ik haast met mijn leven. Ik wilde nog zóveel voordat ik doodging. Ik schilderde en schreef dat het een aard had, en bleef een aantal avonden in de week werken in de Cockring. Ik was erg open over mijn hiv, en daar, in het donker, waren er meer zoals ik. We beschermden elkaar. Als een soort broederbond. Omdat de Cockring regelmatig de laatste kroeg in de straat was die nog open was, kreeg ik ook de barmannen van de leer-bars uit de straat aan mijn bar. Die mannen van de Argos aan de overkant vonden mij een ontzettende Anja en dat schreeuwden ze dan ook altijd als ze bij me aan de bar stonden. AAANJAAA! Geen slechte naam voor een travestiet, vond ik.

Foto Anne van der Woude

Ik besloot om een meer vaste stijl te nemen. Ik kocht een goeie blonde pruik met pony en verfde mijn hakken wit. Een goeie pruik, een pittige hak en vette lippenstift was essentieel, vond ik, de rest optioneel. Zo stond ik regelmatig hoog boven de dansende massa op een blok in bikini te jojoën in de iT. Toen na de zomer bleek dat de producers niet verder wilden met Wax Attack was ik best teleurgesteld, maar ook blij dat ik geen beroemde hiv-er hoefde te worden. Dat najaar trok ik jeans en een wit T-shirt aan en probeerde bij alle feesten en partijen in de stad aanwezig te zijn als ‘star reporter Anja van Dijk’. Ik had een bandrecorder en een fototoestel om de avonden vast te leggen. In januari ging ik naar Zwitserland voor de liefde. In februari nam ik ontslag bij de Cockring en in maart kwam de eerst echt grote depressie. Toen pas begon ik me te realiseren dat hoe hard ik ook rende, de hiv, de aids, de dood, altijd stond te wachten. De pruik hing aan de wilgen. Ik moest andere dingen doen. Overleven bijvoorbeeld.

“Een goeie pruik, een pittige hak en vette lippenstift was essentieel, vond ik, de rest optioneel”

De populariteit van travestie was midden jaren negentig sowieso over zijn hoogtepunt. Er was nog een show op tv waar de mooiste travestiet van Nederland werd gekozen, en toen had niemand in Nederland meer zin in verklede mannen. Travestie gaat in golven. Pas in 2010 klom ik weer in de hakken en ontmoette Jennifer Hopelezz, die graag nachtburgemeester wilde worden. “Dan moeten we campagne voeren!”, riep ik beslist. Bij die nieuwe rol hoorde een nieuwe naam. Ik noemde me Axa Rod, naar de campagneleider van Obama, David Axelrod. Dat werd al snel ‘Tante Ax’. Hoewel Jennifer toen geen nachtburgemeester is geworden, stonden we wel aan het begin van een nieuwe golf travestie in Amsterdam. Of drag, zoals dat tegenwoordig heet. Of, zoals een vriend van me altijd met veel genoegen zegt ‘drek’. En ja, ik sta op de eerste cover van de hello gorgeous. En ja, daar ben ik apetrots op. En ja, nog steeds heb ik de mantra: pruik, hak, lippenstift en de rest is optioneel. Ze liggen in een tas klaar voor de volgende golf.

Dit essay verscheen eerder in hello gorgeous #41.

Tekst Gerrit Jan Wielinga Fotografie Henri Blommers, Jan Gort en Anne van der Woude

Leave A Reply