David Swatling (70) is een Amerikaanse schrijver die al bijna 40 jaar in Amsterdam woont. Ooit was hij theatermaker; zo leerde hij fotograaf Frits de Ridder kennen. “Frits maakte al snel een bewuste keuze om zijn energie niet naar binnen maar naar buiten te richten. Om de fotografie en zijn kunst te gebruiken om zijn leven en dat van anderen te documenteren.”
“Aan het begin van de jaren tachtig woonde ik in de East Village, New York. Op een avond zat ik in een bar en vroeg een vriend van mij, die bij Lufthansa werkte, of er iemand een appartement in Amsterdam wilde onderhuren. Ik stak mijn hand op en binnen drie weken was ik weg uit New York en woonde ik in Amsterdam. Het was een spontane actie, maar ook een manier om te overleven. Ik had drugsproblemen. Het klinkt vreemd om dan juist naar Amsterdam te komen. Maar ik kende niemand en liep dagen door de stad, om mezelf weer nuchter proberen te krijgen.”
Slim en charmant
“Op een dag liep ik door de Kerkstraat en zag ik een klein theater boven de Spijkerbar. Er werd een toneelstuk over Edith Piaf opgevoerd en ik ging kijken of ze misschien hulp nodig hadden. Ik zag daar een bekende uit New York die werkte als acteur. Ik sprak haar aan en binnen een maand zat ik te repeteren voor een stuk in de Stadschouwburg. Het toneelgezelschap heette ART, American Repitory Theatre, en we voerden regelmatig stukken op met een gay thema, soms ook musicals. Ik raakte betrokken bij een stuk genaamd Fool for Love en zo ontmoette ik Frits. Frits was de productiefotograaf voor ART. Hij maakte alle publiciteitsfoto’s en ik herinner me dat hij erg bazig was. Hij wist precies wat hij wilde maar had een grappige manier om dat te bereiken. Hij was zo slim en charmant. En direct. Er was meteen een klik en na afloop dronken we samen een drankje in de Spijker. Frits en ik werkten daarna nog samen aan meerdere producties, waar ik soms ook de regie voor deed. Onze vriendschap vormde zich boven de pooltafel in de Spijker.”
A Quiet End
“Ik was net een beetje uit de kast beginnen te komen in New York, maar het was een vreemde tijd toen. Iedereen was bang voor aids en niemand wist er nog veel van, behalve dat mensen stierven. Het was geen ideale tijd voor een coming out of om uit te gaan. Ik raakte erg op mijn gemak in de Spijker. Ook door de gesprekken met Frits kwam ik er langzaam achter wie ik ben. Een jaar na de eerste productie speelde ik mee in het eerste stuk over aids dat werd opgevoerd in Amsterdam. A Quiet End gaat over drie mannen die in een hospice wonen en alle drie hiv of aids hebben. Een van hen sterft nogal dramatisch op het toneel. Er speelden vier mensen mee; ik was de enige homo in de cast. Een van de barmannen van de Spijker, David, belde me op om te zeggen dat hij niet kon komen kijken omdat hij zich niet zo lekker voelde. Hij vertelde me hoe belangrijk het was dat ik als homoman meedeed aan het toneelstuk, als representatie voor de homogemeenschap. Een paar dagen later zag ik Frits die me zei dat David was overleden. Frits vroeg me: “Wordt het niet tijd?” Die avond sloot ik de deur van de kast waar ik al die jaren inzat achter me dicht en zette ik mijn eerste stappen als activist. Iedere avond na afloop van de voorstelling had ik gesprekken met het publiek. De reacties waren erg goed. Dokters, verpleegkundigen en mensen die dierbaren hadden verloren… voor hen was het stuk een onderdeel van hun rouwproces. Opeens was ik niet meer bang om met andere mensen te praten.”
Cruciaal element
“Niet lang daarna maakte ik ook programma’s over aids voor Radio Nederland, waar ik begon als nieuwslezer, maar uiteindelijk ook programma’s voor maakte. Frits had in 1989 zijn eerste expositie met foto’s van mensen met aids die hij had gefotografeerd in een hospice in New York. Ik vroeg hem of hij door mij geïnterviewd wilde worden. Dat interview was belangrijk voor ons beiden, want daarin vertelde hij mij dat hij hiv had. Het gebeurde min of meer per ongeluk. Ik zag een kwetsbaarheid in zijn ogen die ik nog nooit had gezien. Hij zei: ‘Wat maakt het uit, want we gaan het nooit uitzenden’. Ik stopte de tape en we begonnen erover te praten. Hij had het zijn vrienden en familie nog niet verteld. Ik zei dat ik daar begrip voor had, maar dat als het over zijn werk gaat, het wel belangrijk is voor het publiek om het te weten. Het voegt een cruciaal element toe en een integriteit ten aanzien van de mensen die hij had gefotografeerd. Hij moest er twee dagen over nadenken en toen belde hij me op en zei dat hij had besloten om er open over te zijn. En dat ik het interview zo kon uitzenden, zonder edit.
Daarna nam hij meer foto’s van vrienden die ook hiv hadden en ik interviewde meer mensen met hiv en aids. Een van de eerste foto’s die hij aan Art Unlimited verkocht was een foto van hemzelf op de rug gefotografeerd, met een bos bloemen. Dat hij zelfportretten maakte, was niet nieuw. Wat wel nieuw was, was zijn ervaring als iemand die met hiv leeft. Een paar jaar later, in 1992, interviewde ik hem weer toen hij een expositie organiseerde in de Melkweg: Aids Related Art Exhibtion. Dat viel samen met het Wereld Aids Congres in Amsterdam.”
Contact verloren
“Over het algemeen ging hij goed om met het feit dat hij hiv had. In het begin was hij depressief, wat iedereen waarschijnlijk zou zijn geweest. Maar hij maakte al snel een bewuste keuze om zijn energie niet naar binnen maar naar buiten te richten. Om zijn fotografie en zijn kunst te gebruiken om zijn leven en dat van anderen te documenteren. Dat gaf hem een positieve energie. Zelfs tot op het eind. Zijn laatste tentoonstelling was een maand voordat hij stierf. New Heroes heette die.
De laatste zes maanden was ik het contact met Frits verloren. Ik had problemen met een vriendje en Frits kon erg veroordelend en eerlijk zijn. Dat kon ik er even niet bij hebben. Hij werd ook langzaam blind en had meer gezondheidskwalen. Hij stierf in augustus 1994. Die zomer was erg slecht in Amsterdam, veel mensen gingen dood. Ik hoorde van Tony de Rosa van de Spijker dat Frits was overleden, net op tijd voor zijn uitvaart. Ik voelde me slecht erover en nog meer toen ik van een vriend hoorde dat Frits had gezegd dat hij het vreselijk vond dat wij elkaar uit het oog waren verloren.”
Om te blijven leven
“Frits inspireerde me door niet bang te zijn, om ook de moeilijke vragen te durven stellen. Toen ik Frits net had ontmoet, waren we een keer in de Spijker. Er zaten twee jonge Zuid-Afrikaners aan de bar, die in het leger zaten tijdens het apartheidssysteem. Frits had geen probleem om op ze af te stappen en ze te confronteren. Hoe kun je als homoman in het leger zitten met apartheid? Hoe hypocriet was dat niet? Onze vriend en ik zaten er stil bij, maar Frits ging er echt op in. Ik bewonderde Frits daarom.
In 2001 herinnerde ik me de tape die hij me gaf voor mijn verjaardag, met muziek en een routebeschrijving om per fiets naar de Nieuwe Meer te fietsen. Ik was daar nog nooit geweest. Maar ik dacht: zou het niet interessant zijn om er een radioprogramma over te maken? Dat werd Cycling with Frits. Het was het meest persoonlijke programma dat ik voor de radio maakte. Veel mensen waren verrast dat ik zo open was. Ik eindig het programma met: vriendschap eindigt niet met de dood van een vriend, die relatie blijft bestaan.
In 2015 werd ik gediagnosticeerd met CML, een zeldzame vorm van leukemie. Het is een ernstige ziekte waar je aan kunt sterven. Maar er is medicatie voor, die werkt. Ik was nog niet klaar om er met familie en vrienden over te praten, wist ook niet hoe ik dat moest. Dus sprak ik er met een psychiater over. Ik zei tegen haar: ‘Elke dag word ik wakker en eraan herinnerd dat ik doodga en dat ik deze pil moet nemen om te blijven leven’. Zij antwoordde: ‘De nadruk ligt op ‘om te blijven leven’’. Opeens moest ik denken aan de foto van Frits met de AZT-pil tussen zijn vingers. Ik zag die foto opeens in een ander daglicht.”
“Ik heb twee vrienden die er niet meer zijn en als ik schrijf aan mijn boeken, schrijf ik voor hen. Frits en een ander dierbare vriend, Steven uit NY. Als iets te sentimenteel wordt, hoor ik Frits ‘nope’ zeggen. En als het iets te vreemd wordt, zegt mijn vriend Steven ‘come back to earth’. Dat is belangrijk voor mij, die stemmen in mijn hoofd, waarmee ik ze in leven houdt.”
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #40.
Tekst Leo Schenk Fotografie Desiree Engelage en Frits de Ridder