Hans-Erik Nobel (53) houdt zich in zijn werk intensief bezig met seksualiteit en intimiteit. De hiv-consulent rondde in 2018 de opleiding tot consulent seksuele gezondheid af en zette bij de DC Klinieken een spreekuur op rond vragen over seksualiteit. Daarnaast heeft hij een eigen praktijk voor seksuele gezondheid.
Je werkt al sinds 2002 als hiv-consulent. Wat maakte dat je tevens consulent seksuele gezondheid wilde worden?
“Zodra je in gesprek gaat met iemand die leeft met hiv, gaat het binnen vijf minuten meestal ook over seks. Ik merkte dat ik handvatten nodig had om die gesprekken in goede banen te leiden. In de opleiding leerde ik hoe ik een goede anamnese kan maken en de deur kan openen om seksualiteit te bespreken. Dat is al bijzonder helpend en kan mensen tot een plezieriger seksueel leven brengen. Ik heb geleerd dat ik alles mag vragen, zolang ik maar weet waarom ik het vraag en het respecteer als een ander er niet over wil spreken.”
Waar ben je op afgestudeerd?
“Mijn onderzoek ging over de vraag of de behandeling van hooggradige AIN (anale intra-epitheliale neoplasie; een verandering in het slijmvlies in en rond de anus, red.) een negatief effect heeft op het hebben van seks. Als anoscopist (onderzoeker/behandelaar van AIN, red.) was ik hierin extra geïnteresseerd. Hooggradige AIN wordt gezien als voorstadium van anuskanker. Mensen met hiv zijn daarvoor extra bevattelijk. Ik vermoedde dat zowel het onderzoek naar AIN als de behandeling ervan invloed heeft op de seksualiteit. Ik heb daarover een aantal mannen geïnterviewd en er bleken inderdaad gevolgen te zijn. Zo heb ik één persoon gesproken die al negen jaar geen seks had uit angst voor HPV, het virus dat AIN veroorzaakt, over te dragen. Een irreële angst, omdat bijna iedereen die seks heeft, drager is van het HPV-virus.”
Kwam je nog meer problemen tegen?
“De gedachte ‘ik heb AIN’ kan ertoe leiden dat mannen niet meer willen dat iemand aan hun anus komt. Dus ook niet wijdbeens in de behandelstoel liggen, het inbrengen van de proctoscoop en het nemen van biopten. Natuurlijk geldt dat niet voor alle mannen. Maar er zijn mannen die door hun AIN geen anale seks meer hebben. En anderen zien maar helemaal af van seks. Ik heb geen harde cijfers, maar ik kom dit soort problemen maandelijks tegen.”
Je zit in een landelijk AIN-overleg. Heb je het er daar ook over?
“Ik heb het thema seksualiteit daar op de agenda gezet en gehouden. Wij moeten als professionals het onderwerp seksualiteit bespreken. Natuurlijk zijn we tijdens het onderzoek gericht op de techniek, maar de psychologische begeleiding is heel erg belangrijk. Aan patiënten moet gevraagd worden of het onderzoek en de behandeling invloed hebben op hun seksualiteit. Ik heb een bijscholing voor professionals in de hiv-zorg georganiseerd, met als thema ‘hoe bespreek ik seks in de spreekkamer?’ Seksualiteit blijkt nog steeds een taboeonderwerp, ook onder anoscopisten en hiv-consulenten. En dat terwijl de meeste patiënten het prettig vinden om het er over te hebben.”
Hoe komt het dat veel zorgverleners zo moeizaam over seksualiteit praten?
“Een collega van mij heeft daar onder hiv-consulenten en -behandelaren onderzoek naar gedaan. Hoe bespreken we het thema seksualiteit en waarom bespreken we het niet? Daaruit kwamen heel veel punten naar voren, zoals verschillen in leeftijd en gender. Homomannen blijken soms niet over seks te durven praten met een moslima. En jonge vrouwelijke collega’s denken dat oudere homomannen het raar vinden als ze het onderwerp aansnijden. Ook gebrek aan tijd is een issue. En artsen vinden vaak dat seksualiteit iets is dat maar door de hiv-consulent moet worden opgepakt.”
Wat kan gedaan worden om ervoor te zorgen dat zorgverleners makkelijker over seks praten?
“De bijscholing die ik samen met hiv-consulenten Suzanne de Munnik en Karin Grintjes aanbied is belangrijk. Het is bedoeld voor professionals die in het hiv-veld werken. Ik begin zo’n dag vaak met de vraag aan cursistenm in koppels te praten over hun laatste lekkere maaltijd. Dat gaat dan heel goed en geanimeerd. Daarna vraag ik ze een soortgelijk gesprek te voeren over hun laatste lekkere vrijpartij. Dan begint iedereen te lachen en valt het stil. Het blijft een heel intiem onderwerp waarop een taboe rust. Dat is jammer, want vooral in de hiv-zorg is het heel belangrijk om het thema te bespreken. Wij moeten er actief naar vragen en er niet van uitgaan dat het wel goed zal zitten.”
Is er verschil tussen diverse groepen patiënten bij het spreken over seksualiteit?
“Bij vrouwen spelen andere problematieken dan bij mannen. Vrouwen hebben vaker pijn tijdens het vrijen, of hebben minder seks na een bevalling, terwijl mannen meer erectieproblemen hebben. En bij mensen met een migratieachtergrond is het heel belangrijk om de juiste woorden te gebruiken. In sommige van die groepen rust bijvoorbeeld vaak een taboe op anale seks. Het is dan belangrijk dat onderwerp goed in te kleden. Waar het om gaat is dat je oprecht nieuwsgierig bent als zorgverlener. En de juiste, verdiepende vragen stelt. Sommige professionals denken dat je eerst een vertrouwensband moet hebben. Maar zelf stel ik altijd de vraag of iemand plezierige seks heeft. Daar hoef ik niet eerst een vertrouwensband voor op te bouwen.”
Waarom ben je een eigen praktijk voor seksuele gezondheid gestart?
“Ik wil iedereen de kans geven om tot een plezierig seksleven te komen; niet alleen patiënten van de DC Klinieken. En het geeft veel voldoening om in één tot vijf gesprekken iets wezenlijks te kunnen veranderen in iemands seksleven. Ik ben er voor iedereen die vragen, zorgen of problemen ervaart rondom seksualiteit en intimiteit, ongeacht leeftijd; gender of achtergrond. Ook voor vragen rondom daten en intimiteit. Verder werk ik vanuit diverse locaties in de stad. Ik werk ook online, voor mensen uit andere delen van het land.”
Kun je iedereen helpen?
“Het in kaart brengen van de problematiek kan eigenlijk altijd, maar soms moet ik verwijzen. Ik ben namelijk geen seksuoloog en geen psychotherapeut. Ik heb wel een groot netwerk van professionals naar wie ik mensen kan doorsturen bij problemen rondom bijvoorbeeld misbruik of een seksverslaving. Wat ik nu veel zie, is dat chemseks een toenemend probleem is onder mannen die seks hebben met mannen. Corona lijkt daar ook op van invloed te zijn. Feesten zijn naar thuis verplaatst waardoor er anders wordt gebruikt. Ik zie dat slammen – het injecteren van chrystal meth of 3MMC – een groot probleem aan het worden is, inclusief abcessen en andere problemen. Stoppen met chemseks is moeilijk. Mensen weten soms niet meer of ze op zoek gaan naar drugs om seks te hebben of dat ze seks hebben om drugs te kunnen gebruiken. Dat loopt door elkaar. Ik merk dat ik daar steeds vaker gesprekken over heb. Velen worstelen ermee hoe ze weer seks kunnen hebben zonder drugs.”
Heb je vragen; zorgen of problemen rondom seksualiteit? Meer informatie over de Praktijk Seksuele Gezondheid Amsterdam vind je op: www.psga.nl. Gesprekken kunnen worden gevoerd in het Nederlands, Engels, Duits en Frans.
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #38.
Tekst Joep Heldoorn Fotografie Desiree Engelage