Nachtelijk inzicht

0

Dj Joost van Bellen (60) schreef het boek Nachtdier, een indrukwekkende semi-autobiografische roman over het (nacht)leven in Amsterdam begin jaren tachtig. “De fatsoenlijke wereld was voor mij de boze wereld.”

Je weet pas echt wat je mist als het er niet meer is. Nachtdier, een ‘oprecht gelogen’ autobiografie van dj Joost van Bellen, laat die hunkering voelen. Nachtdier beschrijft het heden, waarin de corona-pandemie het nachtleven tot stilstand heeft gebracht, een onmetelijk knagend gemis voor de nachtdieren onder ons. Maar het boek doet ook hunkeren naar de oneindige nachten in het rauwe Amsterdam van de jaren tachtig, vol krakers en autonomen, goedkoop bier en spiet, woest dansend op de rand van de vulkaan. Voor Van Bellen was het schrijven van Nachtdier een proces van introspectie, zelfs als niet alles op waarheid berust. “Het boek is een dubbele coming of age, vertelt Van Bellen op een koude januarimiddag. “Het vertelt het verhaal van iemand die denkt dat er iets niet aan hem klopt, die homoseksueel is in een omgeving waarin dat niet wordt aanvaard, en daarna een plek probeert te vinden in de maatschappij. Het vertelt het verhaal van het escapisme dat daaruit volgt, van drugsgebruik, grenzen opzoeken en daarover heen gaan. Maar het gaat ook over de coming of age van een 60-jarige man, die altijd heeft geleefd in het wilde, roekeloze, gekke nachtleven en zich nu de vraag stelt: wat nu? En: waarom heb ik altijd zo’n enorme prestatiedrang gehad? Waarom heb ik altijd bevestiging gewild? Dat constant populair willen zijn. Waarom?”

Foto Chris en Marjan

Wilde rit

Die ‘iemand’ in het boek heet Berend (Beer) van Munster, die na een moeizame jeugd zijn biezen pakt en in Amsterdam belandt om te studeren. Van studeren komt uiteindelijk weinig terecht. Van Munster wordt gegrepen door het nachtleven en alles wat daar omheen hangt. Wat volgt, is een wilde rit die jaren duurt en ook nog vele jaren zal duren, zoals zal blijken uit het vervolg op Nachtdier, waar Van Bellen momenteel aan werkt. Niet onbenoemd in het boek is de opkomst van hiv en aids, dat een zwaar stempel zou gaan drukken op het nachtleven in de jaren tachtig en negentig. Een uitbundig seksleven lijkt aan Beer niet besteed, en de homoscene wordt zoveel mogelijk vermeden. Hoewel Van Bellen zegt dat dat een overdrijving is – “ik kwam in het echt redelijk vaak in gay-club D.O.K. en ook op andere homo-plekken” – was er door hiv en aids wel terughoudendheid. “Ik was doodsbang voor aids, en had sowieso niet een constant verlangen naar seks. Soms denk ik wel eens: dat heeft me gered. Tegelijkertijd was het vaak ook domme pech of dom geluk hebben.” Van Bellen benadrukt dat de aidsepidemie vanaf het begin, ook in Amsterdam, niet alleen een ‘homo-kanker’ was, zoals het in de begintijd werd genoemd. “Ik werkte in een sekstheater op de Wallen en daar kregen ook de sekswerkers en de junks die naalden met elkaar deelden, ermee te maken. De opkomst van aids was ook duidelijk voelbaar in het theater. Er kwamen vragen over wie het met wie deed, mensen waren bang dat het in de lucht hing, men durfde elkaar geen hand meer te geven.”

Foto Chris en Marjan

Tegenreacties

De epidemie werd ook op een andere manier zichtbaar. “Je zag dan opeens iemand met vlekken op zijn lijf. Dat was dan kaposi sarcoom, een huidkanker gelinkt aan aids. Of mensen verdwenen simpelweg.” In Nachtdier beschrijft Van Bellen hoe Beer een Engels homostel leert kennen dat een woonboot bezit op de Amsterdamse grachten, waar Beer regelmatig op zondagen film komt kijken. “Dat stel is gebaseerd op een koppel waar ik daadwerkelijk mee bevriend was, Robert en Tony. Ik kan me nog goed herinneren dat ik op een gegeven moment te horen kreeg dat Robert in het ziekenhuis lag. De reden waarom was een vaag verhaal, een ontstoken kies die een kaakontsteking en daarna een hersenvliesontsteking zou zijn geworden. Pas later begreep ik dat het om aids ging. Robert was een van de eersten in Nederland die eraan overleed, in 1983. Voor sommigen was aids een straf van God. Ik dacht zelf ook: ik ben homo en doe iets verkeerd. Als kind had ik het al moeilijk, ik werd gepest, ik werd buiten de groep geplaatst terwijl ik er heel graag bij wilde horen. Nu was ik dan eindelijk vrij om te doen en laten wat ik wilde, en dan steekt opeens deze ziekte de kop op.” Boosmakend was de afwijzende manier waarop de zelfverklaarde ‘fatsoenlijke wereld’ omging met aidsslachtoffers: de epidemie werd genegeerd, homo’s en andere minderheden gestigmatiseerd. “Die fatsoenlijke wereld was voor mij de boze wereld. Misschien dat ik juist daarom de onfatsoenlijke wereld omarmde en in het nachtleven terechtkwam, wild ging leven, drugs ging nemen, me aansloot bij de Kerk van Satan op de Wallen. Het waren tegenreacties. Op die plekken werd ik geaccepteerd. Wat ik was, deed er niet toe.”

‘Stop me maar in een vuilniszak’

Nachtdier eindigt rond het jaar 1986, net voordat de RoXY haar deuren opent. Van Bellen was van het begin af aan betrokken bij deze befaamde Amsterdamse nachtclub. “De RoXY was een veilige plek. Iedereen was er welkom. Daardoor kwamen er veel flamboyante mensen op af, die het nachtleven kleur gaven.” Ook in de RoXY was de impact van aids voelbaar. “Mensen verdwenen. Als niemand wist waar naartoe, dan werd er al snel gezegd: die is waarschijnlijk overleden aan aids. Op een gegeven moment kreeg een van de barmannen hiv en later aids. Hij is nog lang in dienst gebleven, toen het lichamelijk slechter ging, regelde de RoXY dat er altijd een extra barkeeper aanwezig was ter ondersteuning. Dat was het mooie aan die plek. Het was één grote familie. En er werd niet angstig over aids gedaan.” Tot zijn grote schrik blijkt ook een van Van Bellens beste vrienden ziek te zijn. Op een gegeven moment overlijdt deze vriend. “Hij wilde geen begrafenis of uitvaart. En dat terwijl ik me al had voorgenomen zijn uitvaart te organiseren. Daar was ik immers goed in, mensen bij elkaar brengen. Maar nee, ‘Stop me maar in een vuilniszak, zet je speakers buiten en draai de nummer 1-hit van dat moment terwijl ik word opgehaald door de vuilniswagen’, zei ie. Dat soort zwartgallige humor zag je wel vaker in die jaren. En ik snapte heel goed waar het vandaan kwam. Hij was in de steek gelaten door zijn familie, die zijn homoseksualiteit niet kon accepteren. Die familie had echter wel de regie over de begrafenis. Tijdens de uitvaart zaten zij op de voorste rij, terwijl wij vrienden achterin moesten staan. Verschrikkelijk was dat.”

Foto Chris en Marjan

Parallellen

Als dj en artistiek leider van de RoXY zette Van Bellen in 1991 het Love Ball op, een benefiet voor het Aidsfonds. Wat klein begon met een optreden van performance-kunstenaar Leigh Bowery, groeide uit tot een twee dagen durend programma. “Boney M en de beste dj’s uit New York en Italië traden op, modeontwerpers als Vivienne Westwood en Paco Rabanne showden hun kleding, er kwamen dansgroepen van overal en nergens. Het barstte al snel uit zijn voegen. Veel kregen we gesponsord. KLM gaf ons tickets, hotels boden gratis overnachtingen aan. De steun die we kregen, gaf ons echt een boost.” In eerste instantie was er teleurstelling toen bleek dat het Love Ball netto gezien weinig geld in het laatje bracht – ondanks de sponsoring kostte het organiseren ervan veel geld. Die teleurstelling werd echter niet gedeeld door het Aidsfonds zelf. “Het was immers niet in waarde te vatten hoeveel aandacht het Love Ball creëerde voor aids-bestrijding. Het stond in alle kranten, het tv-programma Glamourland kwam langs. Op het Love Ball vierden we het leven, ook dat was belangrijk om te laten zien.” In Nachtdier volgen we niet alleen de jonge Beer begin jaren tachtig, maar neemt dus ook de oudere Beer die leeft in het heden het woord. Die Beer blikt terug op het leven dat hij heeft geleid, en de sporen die dat heeft achtergelaten. Het is een verhaal van zelfinzicht en bevrijding, maar ook van depressie en angststoornissen. Van Bellen is er openhartig over. “In 2017 voelde ik de klauwen van het verleden in m’n rug slaan. Ik leefde jaren in een roes, ik verloor mezelf in werk, in het constant willen presteren. Ik duwde dingen weg.” In tijden van corona merkt Van Bellen ook de impact van de aids-epidemie. “Ik zag in eerste instantie veel parallellen tussen aids en corona. Zie je, dacht ik, nu moet ik wéér afscheid gaan nemen van mensen. Het legde diepgewortelde angsten bij me bloot.” De verschillen tussen beide pandemieën ziet hij echter ook. Aan het bestrijden van corona wordt vanaf dag één met man en macht gewerkt. Voor aids gold een ander, welbekend, verhaal. Zoals Van Bellen zo treffend schetst in Nachtdier: voor hen aan de rafelranden van de samenleving wachtte veelal afkeuring en verstoting.

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #38.

Tekst Rick Meulensteen Fotografie Chris en Marjan

Leave A Reply