In februari is Natasha 35 geworden, en daarmee heeft ze haar moeder ‘overleefd’. Die overleed in 1994 op 35-jarige leeftijd aan de gevolgen van aids. “Ouder zijn dan mijn moeder is geworden, is een vreemd gevoel”, zegt Natasha. Met de herinneringen aan haar moeder Carla Broekhuizen (1959 – 1994) komt deze weer even tot leven.
“Ik praat niet zoveel over mijn jeugd met anderen, maar ik wil wel graag meewerken aan dit interview”, vertelt Natasha Vieleers uit Utrecht, waar ze samenwoont met haar vriend. Natasha is 9 als in 1994 haar moeder, Carla Broekhuizen, overlijdt. “Wat ik me vooral van mijn moeder herinner, is dat ze met het weinige dat we hadden, wel altijd probeerde het meeste eruit te halen. Ik kan me bijvoorbeeld een Sinterklaas herinneren waarbij de buurman met een kleed over zijn hoofd cadeautjes kwam brengen. Dat was dan het meest haalbare. Zo weinig was er. Maar ze probeerde dus wel iets. Ik heb wat dat betreft wel een positief beeld van mijn moeder: een lieve, vriendelijke vrouw.”
Natasha heeft echter ook veel herinneringen aan dingen die niet zo leuk waren. “Ik heb een anderhalf jaar jonger broertje en toen we met onze moeder in de Bijlmer woonden, liet ze ons vaak alleen. Dan ging ik het balkon op om de buren wakker te maken… En de laatste jaren voor haar overlijden waren echt heel naar. Ze was gewoon zo ontzettend ziek in die tijd, heel erg dement ook, en ze had veel epileptische aanvallen. Ik vind het moeilijk om in een paar zinnen weer te geven wat ik me herinner van haar. Aan de ene kant zijn dat zeker positieve herinneringen – ik ben ook achteraf nooit boos op haar geweest – maar de situatie was natuurlijk wel schrijnend voor twee kleine kinderen met een moeder die verslaafd is, en heel ziek.”
Anders, niet beter
Als kind ervaart Natasha dat echter niet zo. “Ik weet nog dat we een tijdje in Kampen hebben gewoond, in een klein flatje, met – net als in de Bijlmer – heel veel culturen om ons heen. Dan speelde ik bij Turkse vriendjes; daar was het eten altijd heel lekker. Net als bij de Surinaamse mensen boven ons. Ik vond het gezellig in die wijken. En het was allemaal heel anders dan bij mij thuis. Niet beter, want die mensen woonden in dezelfde situatie en waren ook arm. Al hadden zij geen zieke moeder, maar dat was in het begin voor mij ook nog niet zo duidelijk. Dat kwam pas later, toen het echt niet meer ging.”
Carla liep, zo vertelt Natasha, al vrij snel na de geboorte van haar broertje hiv op, zo ongeveer in ’87 of ’88. “Maar daar ben ik pas later achter gekomen. Ik wist wel dat mama ziek was, dat kon ze niet verbergen. Pas later, rond mijn veertiende, is me verteld dat ze leefde met hiv en aan de gevolgen van aids is overleden. Ik weet nog dat ik toen heel boos was en niet begreep waarom ze me dat niet eerder hadden verteld. Ik vond dat ze me als een kind hadden behandeld. Terwijl ik dat toen ik negen was natuurlijk ook gewoon nog was.”
Pleeggezin
Al een paar jaar voor Carla’s overlijden wordt de zorg voor Natasha en haar broertje haar te veel en gaat Carla op zoek naar een oplossing. Natasha’s vader speelt geen enkele rol – ook nu heeft Natasha geen contact met hem. “Ik weet niet eens of hij nog wel leeft”, zegt ze hierover. Natasha en haar broertje komen terecht in een pleeggezin in Nijverdal. “Daar zijn we heengegaan toen ik ongeveer zes jaar was. In het begin alleen in het weekend. Dan waren we doordeweeks nog bij mijn moeder. Op een gegeven moment wisselde het om: doordeweeks in Nijverdal en in het weekend bij mijn moeder, of naar opa en oma of een oom en tante. Ik heb dus wel altijd een heel goede band kunnen houden met mijn eigen familie. Dat was ook wat mijn moeder graag wilde en ik ben er mijn pleegouders heel dankbaar voor.”
In het gezin woont al een pleegdochter, Shirley. De twee eigen kinderen van de pleegouders zijn de deur al uit. “Mijn pleegouders waren wel wat ouder dan mijn moeder, halverwege de veertig ongeveer. Ik heb nu nog altijd goed contact met mijn pleegvader. Shirley kwam uit een heel andere situatie dan wij. Haar ouders woonden in de buurt en ze ging elk weekend naar haar vader of moeder toe.”
Heftig
Nu ziet Natasha het goede van dat pleeggezin wel in, maar ze weet nog goed dat ze het toen maar lastig vond. “We werden bij onze moeder weggehaald; dat wilde ik niet. Mijn broertje is wat jonger, die heeft het wat minder bewust meegemaakt dan ik. Hij heeft minder herinneringen ook. Maar ik vond het heel heftig. Het was een heel fijn gezin hoor, met heel zorgzame pleegouders, maar het was heel erg anders dan thuis. Ik woonde ineens in een kast van een huis, in een goede wijk. En er waren heel veel regels, vond ik. Nu zie ik wel hoe goed dit voor mij en mijn broertje is geweest. Dat besefte ik me pas rond mijn zestiende. Toen kwam ik bij een kamer-training-centrum terecht omdat ik te moeilijk was. Daar zaten allemaal kinderen die vanuit tehuizen kwamen; ik had tenminste nog een pleeggezin gehad na mijn eigen thuis. Dat was zo slecht nog niet, bleek toen. Al was ik op dat moment wel blij bij dat pleeggezin weg te zijn. Niet omdat het slecht was, maar gewoon omdat het niet meer ging. Ik had andere hulp nodig.”
Verdrietig
Rond haar twintigste overlijdt een oom van Natasha. Pas na zijn dood blijkt dat ook hij leefde met hiv. “Dat heeft hij dus nooit kunnen of willen delen. Mijn moeder was wel open over haar hiv, in ieder geval binnen de familie. Ik ken ook wel anderen die haar hebben gekend en die wisten het volgens mij allemaal wel. En als ik echt zo op mijn moeder lijk als iedereen altijd zegt, dan was ze een open boek, dus zal ze het wel hebben verteld. Misschien heeft mijn oom het niet verteld omdat hij het mijn opa en oma niet wilde aandoen – nóg een kind met hiv. Al waren er toen al wel medicijnen. We weten het gewoon niet. Maar ik vind het vooral zo triest voor hem dat hij nooit iemand heeft gehad om erover te praten. Hij moet heel erg alleen zijn geweest in het leven met hiv; dat vind ik wel heel erg verdrietig.”
Ingewikkeld
Rond haar veertiende, wanneer ze te horen krijgt dat haar moeder aan de gevolgen van aids is overleden, weet Natasha weinig van hiv en aids. “Het was voor mij vooral een ziekte die hoorde bij mannen die op mannen vielen. Ik heb me er toen wel iets meer in verdiept, ook rond het overlijden van mijn oom. Maar na zoveel jaar is hiv toch wel weer een beetje een ver-van-mijn-bed-show geworden, al heb ik wel vrienden die leven met hiv. Ik ‘doe’ er dus niets mee, maar uiteraard zeg ik er wel wat van als iemand iets raars over hiv zou zeggen.”
Dat er niet zo lang na het overlijden van Carla medicijnen zijn gekomen en mensen met hiv nu een normaal leven kunnen hebben, vindt Natasha ingewikkeld. “Natuurlijk gun ik iedereen die medicijnen, begrijp me niet verkeerd. Ik ben heel blij dat hiv niet meer een einde is. Maar ik vind het ook wel zuur dat die medicijnen voor mijn moeder te laat kwamen. Want hoe fijn zou het niet zijn als… Nou ja, daar moet je maar niet te lang over nadenken, daar schiet je toch niks mee op.”
Twee kanten
Terugkijkend op haar jeugd en op haar moeder heeft Natasha uiteenlopende gevoelens. “Ik heb haar niet ervaren als per se kwaadwillend slecht. Ze probeerde eruit te halen wat erin zat, maar ik heb haar ook naalden in haar arm zien zetten. Dat is een vreemd beeld van een moeder, en die twee kanten blijf ik zien. Ik weet niet of ik er veel bij wil voelen ook, want het maakt me ook wel verdrietig allemaal. Maar dat is wat anders dan dat alles heel negatief en naar is – dat was het niet. Ik heb er een enorme rotstart door gehad, en het heeft een groot effect op mijn leven, maar ik heb er wel voor gezorgd dat het niet mijn hele leven heeft verpest. Het maakt me ook tot wie ik ben. En daar ben ik best wel content mee”, besluit ze.
Oproep
Wil je ook herinneringen ophalen aan een dierbare die is overleden aan de gevolgen van aids? Stuur ons dan een mail naar info@hellogorgeous.nl en we nemen contact met je op.
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #34.
Tekst Wim Don Fotografie Henri Blommers
WEER EVEN LEVEN: Lees hier het verhaal van Hans die zijn vriend Jaap herdenkt en hier het verhaal van Ronald Vos die zijn vriend Ronald Heitkamp herdenkt. Lees hier het interview met Paul en Piet die Wouter herdenken.
1 reactie
Het is wel jammer om te horen dat sommigen er zo alleen voor stonden. In het begin was het een taboe toen het nog in America was. Heb ook opiniebladen gelezen met foto”s van jonge mensen met Hiv Aids met Kaposi en deelden ze naaldcontainers uit en toen in die tijd hoorde je ook dat intraveneuze drugsgebruikers die hun naalden deelden met anderen ook Aids konden krijgen. In die begintijd waren er nog geen bloedtesten voor mensen die bloedproducten doneerden zoals nu. Iedereen kon tegen betaling bloed afstaan maar er waren nog geen testen om te zien of je positief was of niet. Ook Ferdi Karmelk Gitarist bleek Aids te hebben door gedeelde naalden en spoot op gegeven moment in de halsslagader en tussen de tenen en was een diehard herioineverslaafde die het zelfs in de halsslagader spoot. Uiteindelijk is Ferdi Karmelk op Ibiza bezweken door Hiv in 1988. Vroeger betekende Hiv het einde en het zou volgens onderzoekers een mijnenveld zijn dat je het ook kon oplopen door een relatie. Iedere dag las je wel een artikel over Aids in de krant en het was bij het hysterische af en grote advertentiecampagnes en in opiniebladen en interviews van de populatie die in New York woonde en er hing een spanning overheen. Je zag ook een jongeman met Kaposi sarcoom in een rolstoel een zekere Ken Meeks weet ik me te herinneren. .