“Wij komen nooit meer van elkaar af”

0

Joyce (50) en Caroline (52) ontmoeten elkaar in 1988, als ze allebei beginnen aan een opleiding voor ziekenverzorger in het Zonnehuis in Amstelveen. Na meer dan dertig jaar zijn ze nog steeds beste vriendinnen. “Jij kent al mijn zwaktes, en op de een of andere manier pik ik dat van jou.”

Caroline: “Jij kwam de klas binnenlopen en ik dacht: wat een nette dame! Hoort die hier wel thuis? Haha.”

Joyce: “Vond je me een nette dame?”

C: “Je had een mooie blazer aan en een stoere bril op. Je kwam zelfverzekerd over.

J: “Wat mij aantrok in de opleiding was dat je op jezelf kon wonen. Alles was intern. Ik was 18 en voor het eerst het huis uit. Ik wilde eigenlijk maatschappelijk werker worden. Maar mijn moeder werkte in de zorg, dus ging ik dat ook doen.”

C: “Ik was eerst activiteitenbegeleider bij de Schans in Amsterdam. Tot ik een tafel in elkaar moest gaan zetten: toen merkte ik dat dit niks voor mij was. Ik heb het altijd leuk gevonden om anderen te helpen en toen ik de advertentie van het Zonnehuis zag, heb ik me aangemeld.”

J: “Jij was erg benieuwd naar het wonen in een studentenflat en kwam vaak bij mij langs in mijn kippenhokje.”

C: “Niet lang daarna ben ik er ook komen wonen. Mijn thuissituatie was heftig en ik moest daar wel weg, want thuis kon ik niet studeren. Ik kwam inderdaad vaker bij jou dan andersom. Bij jou was het gezellig en leuk. Ik gaf niet veel om de inrichting.”

J: “We konden veel lachen samen, maar we konden elkaar ook vertellen dat het thuis niet altijd was zoals het moest. In zware tijden deden we ook vaak leuke dingen. Uitgaan, eten, make-up op en elkaars haar doen.”

C: “Wat ik allemaal heb meegemaakt, is te veel om op te noemen. Ik bleef ook mensen aantrekken die niet goed voor mij waren. Ik dacht dat het veilig was en verviel steeds in mijn oude patroon.”

J: “Ik nam je zoals je was. Er waren ook raakvlakken, want bij mij thuis was het ook niet altijd rozengeur en maneschijn.”

C: “Als ik nu terugkijk op mijn jeugd kan ik ook de goede dingen zien. Ik had leuke broers en een zus waar ik veel geluk, liefde en plezier mee heb gehad, anders dan met mijn ouders. Dat is niet relativeren, maar realistisch kijken naar wat wel goed was. De vriendschap met jou was mijn kracht. Jij ziet ook wat goed gaat en teert daarop. Ik heb veel van jou geleerd. Van jezelf houden en jezelf mooi maken. Genieten.”

J: “Ik heb van jou geleerd om bij mezelf te blijven. De zachtheid ook. Ik ben erg zelfstandig en kan nogal hard zijn. Jij bent daar zachter in.”

C: “Na onze opleiding bleven we met elkaar in contact. Ik merkte het altijd als het niet lekker met je ging. Dan belde ik je op. Ik ging ook vaak op bezoek bij jou.”

Caroline: “Ik heb veel van jou geleerd. Van mezelf houden en jezelf mooi maken. Genieten” (Foto Marjolein Annegarn)

J: “Ik ging minder vaak naar jou toe. Behalve in de tijd dat je in Amsterdam woonde. Ik heb je wel altijd op de hoogte gehouden als er weer wat was. Als ik ging verhuizen of als ik een nieuw vriendje had. Dan zei je: ‘Wie nou weer?!’”

C: “Ik had nooit kritiek op jou. En jij ook niet op mij. Je maakte je wel zorgen. Ik kreeg iets met een Afrikaanse man. Van hem kreeg ik hiv. Jij vond dit heel heftig, maar dat heb je nooit zo gezegd. Je vond het triest voor mij.”

J: “Ik was natuurlijk heel erg boos op die man en had hem het liefst een kopje kleiner gemaakt. Maar dat kon niet. Wat wel kon, is een luisterend oor bieden, en ik ben toen wel regelmatig bij je langs geweest in de Bijlmer. Soms met lood in mijn schoenen, want ik wilde je zo niet zien.”

C: “Ik voelde dat wel aan bij jou.”

J: “Het was er erg vrouwonvriendelijk. Zo van: vrouwen kunnen niks en die moeten koken en het huis schoonmaken. Ik zag dat je toen meer volgzaam was, terwijl ik meer de Caroline wilde zien die zelf keuzes maakte. En dat ben je vaak wel geweest hoor, maar in die tijd minder.”

C: “Ik hoorde in 1992 dat ik hiv heb, toen mijn dochter zes maanden oud was. Zij had het toen niet.”

J: “Daar was ik zo blij om.”

C: “Diezelfde nacht wilde ik een einde aan mijn leven maken. Ik keek of het raam in het ziekenhuis open kon, maar dat zat potdicht. Maar goed ook, want anders was ik er niet meer geweest. Ik dacht toen: ik ga zorgen dat mijn kind 18 wordt.  En dan mag ik gaan. Zo leefde ik van dag tot dag. Je weet niet wat morgen gaat brengen, dus je moet ervan genieten. Uiteindelijk ben ik van die man weggegaan. Weet je nog dat wij ruzie kregen?”

J: “Oh ja!”

Joyce: “We konden veel lachen samen, maar we konden elkaar ook vertellen dat het thuis niet altijd was zoals het moest” (Foto Marjolein Annegarn)

C: “Ik weet het nog zo goed. Ik was vrijgezel en we gingen stappen. Op een gegeven moment kreeg ik sjans met een jongen. Shit, dat was ik helemaal niet gewend. Maar ik ben toch met hem mee naar huis gegaan. Hij lag letterlijk op mij en ik zei: ‘Condooms!’ Hij keek me aan en zei: ‘Je hebt toch geen aids?!’ Toen durfde ik niks meer te zeggen. Jij kon dat niet hebben. Je had zoiets van: wat doet ze nou? En je hebt die jongen verteld dat ik hiv heb. Hij belde me toen ik aan het werk was en toen zei ik tegen hem: ‘Ik had je gezegd dat we condooms moesten gebruiken’. Die jongen bood later nog zijn excuses aan en zei: ‘Het klopt. Ik ben zelf dom geweest’.”

J: “Ik heb een wild leven geleid dus ik heb genoeg one night stands gehad. Toen hoorde ik dat je geen condoom had gebruikt. Ik dacht: waaat! Dat doe je niet. Vandaar de ruzie.”

C: “Het heeft lang geduurd voordat het weer goed was tussen ons. Op een gegeven moment gingen we weer bellen. Via jouw moeder. Je moeder was echt een bemiddelaar.”

J: “Ik heb veel vriendschappen gehad, met veel meer mannen dan vrouwen. Bij jou ben ik ook veel open. Ik kan mezelf zijn met jou. Jij weet ook mijn zwaktes en op de een of andere manier pik ik dat van jou.”

C: “Ik heb een goede vriend gehad, die in mijn armen is gestorven. Ik heb wel vriendinnen gehad, maar niet zo hecht als met Joyce. Wij komen nooit meer van elkaar af. In de coronatijd hebben we veel gebeld. Ik hoorde via je moeder dat je een beroerte hebt gehad. Dat bleek de derde hersenbloeding te zijn. Ik heb zelf ook niet-aangeboren hersenletsel, door een auto-ongeluk in 2003. Dus ik herken het goed en weet dat je vooral rust nodig hebt.”

J: “Het gaat heel wisselend. Ik ben emotioneel en moet veel huilen, terwijl ik dat haast nooit deed. In mijn linkerkant heb ik ook niet veel kracht, dus ik ben afhankelijker. Ik ben vaak alleen nu, met een reep chocolade films kijken. Dat vind ik wel lekker. Geen gezeur, kritiek of wel gemeende adviezen waar ik niet op zit te wachten.”

C: “Je komt binnenkort bij me langs.”

J: “Dan zie ik eindelijk je nieuwe vriend. Die ken ik alleen van foto’s.”

C: “Het is bij ons net als in die film met Bette Midler: Beaches. Jij was knap, ik niet, jij was stoer, ik niet.”

J: “Ach, als je haar maar goed zit.”

Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #33.

Tekst Leo Schenk Fotografie Marjolein Annegarn

Leave A Reply