Paul (66) en Erwin (62) leven allebei al lang met hiv. Ze hebben beiden veel vrienden en bekenden verloren aan de gevolgen van aids. Een tweegesprek over uitgestelde rouw en meervoudig verlies.
Paul: “Ik was net voor mijn werk van Londen naar Keulen verhuisd toen ik voor het eerst over aids hoorde. Het was begin jaren tachtig en niemand wist nog precies wat het was. We dachten eerst dat het vooral iets Amerikaans was en waren ervan overtuigd dat het niet zou overwaaien. Maar het kwam dus wel.”
Erwin: “Ik kwam in 1984 terug van een vakantie in Amerika, samen met mijn toenmalige partner Guus. We werden op Schiphol opgehaald door een vriend, die ons erover vertelde. We zijn de volgende dag naar de GGD gegaan om ons te laten testen. Het was meteen bingo.”
P: “Waarom lieten jullie je meteen testen?”
E: “We zaten in een studie bij de GGD en lieten ons regelmatig testen op soa’s. Dit was weer iets nieuws, dus waarom niet? Ik zag er het drama ook niet van in en was gewoon heel praktisch.”
P: “Ik had destijds een vriendje en in 1983 besloten we condooms te gebruiken. Met elkaar en anderen.”
E: “Had je toen al safe seks?”
P: “Ja, condoomgebruik was er altijd al geweest. Er waren genoeg homomannen die geen soa wilden. Dit was al vóór aids zo.”
E: “Wat slim! Ik dacht toen dat het condoom er alleen voor geboortebeperking was, haha.”
“Ik heb de namen opgeschreven van alle mensen die ik verloren ben. Ik heb het opgeteld en kwam tot 76. In dertien jaar tijd.”
P: “In 1992 hoorde ik mijn diagnose. Ik kwam erachter doordat mijn tandarts over een vriend van mij zei: ‘Ik wist dat hij seropositief was, want dat kon ik zien aan zijn gebit’. Ik zei hem toen dat als hij ooit candida (mondschimmel, red.) bij mij zag, hij het dan moest zeggen. Dat heeft ie toen ook gedaan. Doordat ik na 1983 altijd safe seks had gehad, wist ik dat ik voor die tijd moest zijn geïnfecteerd. Ik liep weg uit de praktijk en heb alleen maar gehuild. Mijn vriendje heeft zich samen met mij laten testen. Het was ons tienjarig samenzijn en dat vierden we met een etentje in restaurant VanHarte. Die plek was destijds heel populair. Vlak ervoor kregen we de uitslag: allebei positief. We hebben ontzettend veel gehuild die avond in het restaurant. En iedereen maar denken dat we huilden om ons liefdesgeluk.”
E: “Toen ik hoorde dat ik zelf hiv heb, werkte ik als barman in de Montmarte in de Halve Maansteeg in Amsterdam. Later kreeg ik mijn eigen bar en op een avond kwam er een klant binnen die me zei dat hij hiv had. Dat was Martin van restaurant Le Rêve. Misschien ken je hem?”
P: “Martin Maat? Ja, die kende ik heel goed.”
E: “Hij was toen al ziek en ik dacht: ik ga niet zeggen dat ik zelf ook hiv heb. Dan weet iedereen het, en ik sta achter de bar. Klanten lopen dan weg omdat ze bang zijn. Dus ik kon hem niet troosten. En toen werd de een na de ander ziek. En opeens gingen ze dood. Er bleef geen klant over.”
P: “Martin lag in een kamer in het Prinsengrachtziekenhuis, waar ik hem regelmatig bezocht. Het was kaal en hij lag aan een zuurstoffles. Op een gegeven moment moest ik naar de wc en ik durfde niks aan te raken. Ik heb zelfs de bril met mijn voet omhoog gedaan. Niet een van mijn finest moments. Maar ik wist ook niets. Hij is heel treurig doodgegaan. We wilden met een aantal vrienden nog een advertentie in de krant zetten, maar dat wilden zijn ouders niet.”
E: “Toen ik werd gevraagd voor dit interview en hierover begon na te denken, kwamen er opeens zoveel dingen naar boven. Ik denk dat ik het enorm heb weggestopt. Je draaft gewoon door om te overleven. Je leeft er zelf mee, in je omgeving wordt de een na de ander ziek en gaat dood. Dat was heel erg heftig.”
P: “Ik heb de namen opgeschreven van alle mensen die ik verloren ben. Ik heb het opgeteld en kwam tot 76. In dertien jaar tijd. En toch heb ik het altijd gebagatelliseerd: ‘Ach er zijn mensen die het nog erger hebben meegemaakt’.”
E: “Het rare is dat als je erop terugkijkt, het ook een fantastische tijd was. Ik was 27 jaar, had de leeftijd en de aandacht. Alles was open en het was één groot feest. Daarnaast was er nog een ander leven. Het was godverdomme oorlog en we dansten op een vulkaan. Ik hou me ook vast aan de goede herinneringen. Ik had lang niet aan Martin gedacht en merk nu we het even over hem hebben, dat ik blij ben dat hij weer even ter sprake komt. Dan leeft ie weer even.”
P: “Een vriend van mij overleed in 1993. Ik heb daar nooit over kunnen praten zonder in huilen uit te barsten. Pas nu kan ik het verhaal sec vertellen. Claude was een Fransman waar ik heel goed bevriend mee was. We zagen elkaar wel vier, vijf keer per week. Hij had een relatie met Philip. Op een gegeven moment werd Claude ziek. In een periode van een half jaar ging ik om de zoveel dagen bij hem langs. Het ging slechter en slechter met hem. Ik kon niet op een bepaalde dag en belde met Philip om me af te melden en te vragen hoe het ging. Philip zei me dat het niet goed ging en dat Claude ook niemand meer wilde zien. Hij was er klaar mee. Zelfs zijn zus had hij afgezegd. Ik dacht dat dit ook op mij van toepassing was en heb toen een week niet van me laten horen. Tot ik een rouwkaart in de bus kreeg. Op de uitvaart kwam Philip naar me toe en vroeg: ‘Waar was je nou?’. ‘Waar was ik nou? Jij had gezegd dat hij niemand meer wilde zien.’ Dat sloeg dus niet op mij, maar op de rest. Claude had me nog graag willen zien… Nou, ik kan het dus niet droog vertellen. Het was echt heel erg. Het was iemand waar ik veel van heb gehouden en die heb ik niet meer gezien.”
“Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de verhalen van de overlevenden ook pas na dertig jaar echt op gang. En dat is nu met aids ook.”
E: “Jij vertelt dat je het al die tijd had weggestopt. Tot vorig jaar. Wanneer kwam je erachter dat je iets moest doen?”
P: “Bij de Roze Filmdagen. Ik ga daar elk jaar naar toe, dat vind ik leuk. De laatste keer kwam ik iemand tegen die ik van vroeger ken. Ik was goed bevriend met zijn vriendje Gerard Ruigrok. Die is aan aids overleden toen hij een relatie had met hem. Voor mij hoort hij bij die tijd. Ik zag hem en opeens begon ik te trillen en te huilen. Ik wist niet wat er gebeurde en kon het niet controleren. Ik ben toen weggegaan en heb er met een vriend over gesproken. Die kwam al snel met de suggestie dat ik misschien het multiple loss syndrome had. Ik vroeg hem of hier ook hulp voor was. Blijkt er een hele unit bij GGZ inGeest te zijn voor mensen met hiv. Ik ben dus niet de enige.”
E: “Heb je die man hierover nog gesproken?”
P: “Nee, maar dat moet ik wel doen. Hij zag wat er gebeurde, maar wist waarschijnlijk ook niet wat hij zag.”
E: “Jij duwde het weg, terwijl ik juist dicht bij het vuur wilde zijn. Ik ben bij de Hiv Plus-lijn gaan werken. Ik wilde in contact komen met andere mensen die in hetzelfde schuitje zaten. Het was een manier van verwerken. Je hoorde de meest treurige verhalen van mensen uit het land. Die nergens naar toe konden, er met niemand over konden praten. En dan dacht ik alleen maar: wat heb ik het toch goed. En daar knapte ik van op. Nu doe ik eigenlijk hetzelfde. Mijn beide benen zijn geamputeerd en ik werk bij een revalidatiecentrum als coördinator van het amputatieteam. Als ik daar de mensen voor het eerst zie binnenkomen, denk ik: hoe treurig en wat ben ik blij ik dat allemaal al heb gehad. Dat geeft me een enorme kracht.”
P: “Jij hebt nooit professionele hulp gezocht?”
E: “Jawel. Bij mij is destijds ook het multiple loss syndrome vastgesteld. Toen heb ik een paar gesprekken gehad met Margo, die hulpverlener was bij de Schorerstichting. En toen was ik er wel weer.”
P: “Misschien viel het bij jou juist mee omdat je er head on bent ingegaan. Bij mij kwam het terug met een vengeance, omdat ik er vandaan liep. Een aantal vrienden van mij heeft ook hiv en zijn van mijn leeftijd. We hebben het altijd over praktische zaken: welke pillen neem jij enzo. Wat we voelden toen we hiv kregen en wat daarna gebeurde, daar hebben we het nooit over. Ik ben nu met een vriend begonnen om erover te praten. We hadden een lunch waar we vier uur hebben gepraat. Dit wil ik ook met andere vrienden met hiv doen.”
E: “Ik vertelde aan een vriend dat ik dit interview ging doen en hij zei: ‘Hèhè, eindelijk krijgt het aandacht’. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de verhalen van de overlevenden ook pas na dertig jaar echt op gang. En dat is nu met aids ook.”
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #30
Tekst Leo Schenk Fotografie Marjolein Annegarn
Oproep ‘Weer even leven’:
Heb je ook herinneringen aan dierbaren die zijn gestorven aan de gevolgen van aids en wil je deze delen in ons magazine? Stuur ons dan een mailtje en we nemen contact met je op: info@hellogorgeous.nl.