Hellun Zelluf stierf in 1992 aan de gevolgen van aids. Joost Mous kende zijn alter ego Geert Vissers, maakte deel uit van Hellun’s drag familie en haalt herinneringen op aan die jaren. “Het was een onvoorstelbaar fascinerende, tegelijk fenomenale en wrede tijd.”
Bep (Joost) Mous en ik zijn zowat van dezelfde generatie en kennen elkaar al meer dan veertig jaar. Ik ga bij hem langs in zijn ‘Boeddha-boudoir’, om te praten over zijn dragtivisme in de hoogtijdagen van de Amsterdamse gay-scene. Het was de tijd waarin drag-diva avant la lettre Hellun Zelluf furore maakte met haar shows en wereldberoemd werd in Amsterdam en daarbuiten.
Het is dit jaar 30 geleden dat Hellen Zelluf overleed aan de gevolgen van aids. Wie was zij, waar kwam zij vandaan? En hoe kon de provinciale jongen Geert Vissers uitgroeien tot kortstondige ster van tout Amsterdam, van flikkers en potten, van taxichauffeurs tot krakers?
“Geert kwam oorspronkelijk uit Brabant maar woonde begin jaren tachtig in Arnhem, waar hij iets op de Modeacademie deed. Hij hield meer van feesten dan van studeren en in het weekend kwam hij steeds vaker naar Amsterdam, waar hij al snel ook kwam wonen. Hij kwam op zeker moment bij mij wonen. Niet als lover, maar we hadden een enorme klik. Wij konden heel erg lachen samen.”
Kwam Geert hier om te studeren?
“Hahaha, welnee, die had gewoon een uitkering! Niet dat hij niet wilde werken: hij werkte achter de bar. Dat deden we ook samen, eerst in het DOK en daarna in de Mazzo. Ik kende hem al omdat hij mijn groupie was. Ik speelde bij de Softies, die weer waren voortgekomen uit de actiegroep de Rooie Flikkers. Met de Softies hebben we enkele jaren getoerd in het zogenoemde Melkweg-circuit. Begonnen als een stelletje ongeregeld eindigden we in 1983 als semi-professionele groep met als klap op de vuurpijl Amicitia 83, onze slotvoorstelling.”
Zelfs wij die het zelf hebben meegemaakt, kijken er achteraf verbaasd op terug: is dat echt allemaal gebeurd? Hebben wij dat echt meegemaakt? En wát we in die jaren meemaakten – de kraakbeweging, het begin van openlijk queer, de aidscrisis, de eindeloze reeks begrafenissen van onze vrienden, noem maar op – het moet jongere generaties enorm verwonderen.
“Het was een onvoorstelbaar fascinerende, tegelijk fenomenale en wrede tijd. Vaak hoor ik jongere mensen verzuchten: ‘Wat jammer dat ik daar niet bij geweest ben’. Ik kan me dat ook wel voorstellen. Het grootste verschil met nu is: wij ontmoetten elkaar in het echt, in de kroegen en clubs. De Shako, het DOK, de Huyschkaemer, de iT. Internet moest nog worden uitgevonden. Wij waren op de kroegen en de straat aangewezen. Daar gebeurde het, daar werd geflirt en gesjanst en gecruised. Je kende iedereen, we wisten van elkaar wie we waren en wat we deden en waar we naar op zoek waren.
Het begon allemaal eind jaren zeventig. De toentertijd nette en discrete homo-emancipatie waar het COC voor stond, ging ons allemaal te langzaam, te terughoudend en te braaf. Je moest vooral niet provoceren en uitdagen, laat staan opvallen. Maar wij waren brutaal. Wij wilden wél gezien en gehoord worden, zichtbaar en flamboyant onze eigen cultuur uitdragen. Seks, pisbakken, jurken dragen als we daar zin in hadden. Uit dit soort recalcitrantie zijn toen de Rooie Flikkers voortgekomen, een van de eerste queer actiegroepen.”
Was dat al drag?
“Nee… dat kun je eigenlijk geen drag noemen. Meer de emancipatie van de jurk; en waarom zouden mannen geen netkousen en een minirok met een kek gevuld truitje mogen dragen? Het waren ludieke acties, die heel natuurlijk voortvloeiden uit de jaren zestig met provo en de antiautoritaire hippiecultuur van de seventies. Wij gaven tijdschriften uit zoals Mietje, gaven onszelf en elkaar vrouwelijke pseudoniemen. De Rooie Flikkers stopten op hun hoogtepunt met het afscheidsfestival Mannen Nietwaar in de Melkweg. Het festival markeerde het einde van de Rooie Flikkers en het begin van de professionalisering van de Softies. Ik ben iemand die zich met hart en ziel inspant en dan automatisch na een tijd een punt bereikt waarop ik moet kiezen: óf ik ga verder studeren en hogerop óf ik stop ermee en volg mijn hart naar iets heel nieuws. Ik ben heel levenslustig en aards. Bovendien speelde aids een steeds grotere rol in ons leven. Dat veranderde alles. We feestten als nooit tevoren. ’s Nachts dansten we op de vulkaan, overdag gingen we van uitvaart naar uitvaart.”
Als ik terugkijk op die tijd lijkt het soms wel dat iedereen of buddy en mantelzorger, of zelf ziek was en doodging. Hoe heb jij dat volgehouden? Heeft meditatie je erbij geholpen?
“Dat laatste zeker niet, toen was ik nog niet zover. In mijn omgeving werden steeds meer mensen ziek, ook Geert die toen bij mij woonde. Op een gegeven moment ging hij samenwonen, maar het laatste halfjaar van zijn leven, voordat ie doodging in het ziekenhuis, kwam hij weer bij mij op de bank logeren.
In de Mazzo waren wij Club Chique begonnen met de legendarische Gay Dating Show, een soort camp & cult-revue met als middelpunt: Hellun Zelluf, diva. Die avonden werden razend populair, iedereen wilde erbij zijn. Ze werden wekelijks live uitgezonden op het lokale SALTO-kanaal en heel Amsterdam zat op woensdagavond aan de buis gekluisterd. We hadden de shows op VHS-band; die vonden gretig aftrek en werden uitgewisseld in de taxiwereld. Dat is een ander verschil met tegenwoordig: het was een stuk vriendelijker, eerlijker en bijdehanter.
En toen gebeurde er iets héél bijzonders… Ineens kwam Charles Lücker, alias Vera Springveer, luidkeels de Mazzo binnengewandeld: ‘Waar is de kleedkamer?’ We keken elkaar aan: ken jij die? Maar niemand die haar kende. Hoe vind je dat nou? Die had gewoon besloten: ik hoor hier ook bij. Die ging ook meedoen en werd eerst Helluns co-diva en later opvolgster. Hoe meer diva’s, hoe meer vreugd.”
Eigenlijk heeft zich zo’n 15 jaar later met Vera de geschiedenis van Helluns ziekbed herhaald. Ook zij werd ziek, was afhankelijk van jouw hulp en ging dood.
“Ik was Charles’ buddy. Dat wil zeggen: totdat hij met zijn medicijnen stopte en zijn heil ging zoeken in de alternatieve ‘geneeskunst’. Dat trok ik niet, dat vond ik zo destructief! Ik werd zo kwaad! Natuurlijk bleven we boezemvrienden, en bleef ik hem vergezellen van kleedkamer naar kleedkamer, zijn kaposi-vlekken camoufleren en vooral Vera een beetje in toom houden. Ze kon enorm venijnig uit de hoek komen.”
Met de Gay Dating Show deden jullie aan aidsvoorlichting. Een mooie combinatie.
“Ja, in de scene was echt behoefte aan eerlijke voorlichting, zonder betutteling of moralistische seksuele ontmoediging. De officiële aidsbestrijders wilden per se homo’s anale seks afraden, en wij vonden dat onzin, wij hadden als slogan: Hét Doe Je Mét! Wij promootten condoomgebruik, dat mocht natuurlijk ook niet.”
Jullie waren in het begin tegen testen. Waarom eigenlijk?
“Er was geen kuur! Bovendien, wij pleitten voor solidariteit. We moesten allemaal leven alsof we hiv-positief waren, we waren allemaal hetzelfde. Dat is ware solidariteit. Later toen er pillen kwamen, veranderde dat natuurlijk. Toen was er uitzicht! Toen ik me uiteindelijk liet testen en negatief bleek, kon ik niet eens blij zijn. Ik had te lang geleefd met het vooruitzicht nog twee jaar te leven, dat was wat ze toen zeiden. En nu moest ik ineens misschien wel heel oud worden! Ik raakte al met al in een diepe depressie.”
Het meervoudig-verliessyndroom.
“De een na de ander! Soms hadden we wel twee uitvaarten op een dag. ‘Zullen we maar weer op onze vaste plek gaan zitten?’, zeiden we dan tegen elkaar. Op een gegeven moment was het té veel, té vaak. Ik wist niet meer wat ik voelde of voor wie ik rouwde. Toen ben ik succesvol in therapie gegaan en daarna ben ik mij intensief gaan bekwamen in het zen-boeddhisme bij mijn Amerikaanse leraar Gempo Rochi.”
Halverwege ons gesprek herkende ik ineens Hellen Zelluf in je Boeddha-beelden met die typische ushnisha-piek op hun hoofd. Hellun Zelluf droeg een soortgelijke haardracht en ook Ma Bep Zelluf later. Bestaat er een verband?
“In zekere zin kun je dat achteraf wel zeggen, haha, want met haar ‘antenne’ stond Hellun immers in contact met andere, hogere dimensies. Maar het was zeker niet boeddhistisch uitgedacht.”
Wil je ook herinneringen ophalen aan een dierbare die is overleden aan de gevolgen van aids? Stuur ons dan een mailtje: info@hellogorgeous.nl en we nemen contact met je op.
Dit artikel verscheen eerder in hello gorgeous #41.
Tekst Antony Oomen Fotografie Jamonn Roberts en Erwin Olaf